Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Stuffen (to stuff) conjugation

Dutch
5 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stuf
stuft
stuft
stuffen
stuffen
stuffen
Present perfect tense
heb gestuft
hebt gestuft
heeft gestuft
hebben gestuft
hebben gestuft
hebben gestuft
Past tense
stufte
stufte
stufte
stuften
stuften
stuften
Future tense
zal stuffen
zult stuffen
zal stuffen
zullen stuffen
zullen stuffen
zullen stuffen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou stuffen
zou stuffen
zou stuffen
zouden stuffen
zouden stuffen
zouden stuffen
Subjunctive mood
stuffe
stuffe
stuffe
stuffe
stuffe
stuffe
Past perfect tense
had gestuft
had gestuft
had gestuft
hadden gestuft
hadden gestuft
hadden gestuft
Future perf.
zal gestuft hebben
zal gestuft hebben
zal gestuft hebben
zullen gestuft hebben
zullen gestuft hebben
zullen gestuft hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gestuft hebben
zou gestuft hebben
zou gestuft hebben
zouden gestuft hebben
zouden gestuft hebben
zouden gestuft hebben
Du
Ihr
Imperative mood
stuf
stuft

Examples of stuffen

Example in DutchTranslation in English
Als ik het je vertel, krijg ik dan mijn stuf?If I tell you, will I get my stuff?
De deuren sluiten en geen stuf.Just keeping doors shut and stuff.
Die stuf, daar praten we niet meer over, als je redelijk bent en ons even wilt helpen.We'll forget about the stuff... if you're reasonable and going to help us.
Dus jullie zaten vol stuf?And you were loaded with stuff?
Maar jij moet stoppen met hem al de tijd stuf te geven.But you've got to stop giving him stuff all the time.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bluffen
bluff
sloffen
shamble
sniffen
sniff
snuffen
do
stoefen
do
stoffen
do
stuiken
swag
stuiten
halt
stuiven
gush
stulpen
do
stunten
stunt
stutten
steer

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'stuff':

None found.