Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Shoppen (to do) conjugation

Dutch
13 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
shop
shopt
shopt
shoppen
shoppen
shoppen
Present perfect tense
heb geshopt
hebt geshopt
heeft geshopt
hebben geshopt
hebben geshopt
hebben geshopt
Past tense
shopte
shopte
shopte
shopten
shopten
shopten
Future tense
zal shoppen
zult shoppen
zal shoppen
zullen shoppen
zullen shoppen
zullen shoppen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou shoppen
zou shoppen
zou shoppen
zouden shoppen
zouden shoppen
zouden shoppen
Subjunctive mood
shoppe
shoppe
shoppe
shoppe
shoppe
shoppe
Past perfect tense
had geshopt
had geshopt
had geshopt
hadden geshopt
hadden geshopt
hadden geshopt
Future perf.
zal geshopt hebben
zal geshopt hebben
zal geshopt hebben
zullen geshopt hebben
zullen geshopt hebben
zullen geshopt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geshopt hebben
zou geshopt hebben
zou geshopt hebben
zouden geshopt hebben
zouden geshopt hebben
zouden geshopt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
shop
shopt

Examples of shoppen

Example in DutchTranslation in English
- Ik ben wezen shoppen.I've been doing some shopping.
- Ik haat shoppen.-I don't like shopping.
- Ik moet gaan shoppen, nietwaar?I need to go shopping, don't I?
- Ik was niet aan het "dokter shoppen", als je daarop doelt. - Nee, ik doel helemaal nergens op.Look, I wasn't "doctor shopping", if that's what you're implying.
- Ik wil niet shoppen.- I don't want to shop.
'Oké, zwarte kerel gaat naar hier komen en een shop openen waar je dope koopt.'"okay, black dude's about to come here and open up a dope shop."
- De zaken gaan niet goed in de shop.It's just slowing down at the shop. Lester?
- Weet ik niet. Maar als de caissière zijn doelwit was, zou hij zicht in de shop willen hebben.I don't know - but if the cashier was his real target, you'd think he'd want a sight-line into the shop...
-Praat met de mannen bij de tattoo shop.- Talked to the guys down at the tattoo parlor.
Dat is een donut shop eigendom van en wordt geëxploiteerd door een 82-jarige man en zijn vrouw.That's a donut shop owned and operated by an 82-year-old man and his wife.
- Nee. Waar eet je dan als je shopt?- Where do you eat when you shop?
Als je niet shopt bij Target, kun je nu de hand aan jezelf slaan."Just in case you don't shop at Target. Then you can go screw yourself.
Ik vroeg de mama waar ze shopt, wie thuis kookt, of ze kruiden van de tuin gebruiken...I asked the mom where they shop, who does the cooking at home, if they've been using herbs from a garden...

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

droppen
drip
floppen
flop
kloppen
knock
knoppen
do
kroppen
loaf
proppen
do
shocken
shock
shotten
shoot up
sjappen
do
slappen
slap
slippen
slip
snappen
pant
stappen
pace
steppen
do
stippen
dot

Similar but longer

schoppen
kick

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.