Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Redderen (to put in order) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
redder
reddert
reddert
redderen
redderen
redderen
Present perfect tense
heb geredderd
hebt geredderd
heeft geredderd
hebben geredderd
hebben geredderd
hebben geredderd
Past tense
redderde
redderde
redderde
redderden
redderden
redderden
Future tense
zal redderen
zult redderen
zal redderen
zullen redderen
zullen redderen
zullen redderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou redderen
zou redderen
zou redderen
zouden redderen
zouden redderen
zouden redderen
Subjunctive mood
reddere
reddere
reddere
reddere
reddere
reddere
Past perfect tense
had geredderd
had geredderd
had geredderd
hadden geredderd
hadden geredderd
hadden geredderd
Future perf.
zal geredderd hebben
zal geredderd hebben
zal geredderd hebben
zullen geredderd hebben
zullen geredderd hebben
zullen geredderd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geredderd hebben
zou geredderd hebben
zou geredderd hebben
zouden geredderd hebben
zouden geredderd hebben
zouden geredderd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
redder
reddert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

badderen
soak
ladderen
unplait
lodderen
do
modderen
botch
reageren
react
renderen
renationalise
resteren
remain
revieren
hunt areas
ridderen
knight
sidderen
tremble
sudderen
do

Similar but longer

beredderen
arrange
opredderen
do

Random

rebelleren
rebel
reclameren
claim
recupereren
rectify
recyclen
recycle
redden
rescue
redekavelen
argue
reflecteren
reflect
registeren
record
rehabiliteren
rehabilitate
relayeren
relay

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'put in order':

None found.