Planeren (to plane) conjugation

Dutch
6 examples

Conjugation of planeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
planeer
I plane
planeert
you plane
planeert
he/she/it planes
planeren
we plane
planeren
you all plane
planeren
they plane
Present perfect tense
heb geplaneerd
I have planed
hebt geplaneerd
you have planed
heeft geplaneerd
he/she/it has planed
hebben geplaneerd
we have planed
hebben geplaneerd
you all have planed
hebben geplaneerd
they have planed
Past tense
planeerde
I planed
planeerde
you planed
planeerde
he/she/it planed
planeerden
we planed
planeerden
you all planed
planeerden
they planed
Future tense
zal planeren
I will plane
zult planeren
you will plane
zal planeren
he/she/it will plane
zullen planeren
we will plane
zullen planeren
you all will plane
zullen planeren
they will plane
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou planeren
I would plane
zou planeren
you would plane
zou planeren
he/she/it would plane
zouden planeren
we would plane
zouden planeren
you all would plane
zouden planeren
they would plane
Subjunctive mood
planere
I plane
planere
you plane
planere
he/she/it plane
planere
we plane
planere
you all plane
planere
they plane
Past perfect tense
had geplaneerd
I had planed
had geplaneerd
you had planed
had geplaneerd
he/she/it had planed
hadden geplaneerd
we had planed
hadden geplaneerd
you all had planed
hadden geplaneerd
they had planed
Future perf.
zal geplaneerd hebben
I will have planed
zal geplaneerd hebben
you will have planed
zal geplaneerd hebben
he/she/it will have planed
zullen geplaneerd hebben
we will have planed
zullen geplaneerd hebben
you all will have planed
zullen geplaneerd hebben
they will have planed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geplaneerd hebben
I would have planed
zou geplaneerd hebben
you would have planed
zou geplaneerd hebben
he/she/it would have planed
zouden geplaneerd hebben
we would have planed
zouden geplaneerd hebben
you all would have planed
zouden geplaneerd hebben
they would have planed
Du
Ihr
Imperative mood
planeer
plane
planeert
plane

Examples of planeren

Example in DutchTranslation in English
Krachtig pompend met hun staarten, bouwen zij meer snelheid op en dan, planeren zij.Vigorously pumping their tails, they work up some speed and then, they hydroplane.
Als je de planeer herbevolkt naar je eigen beeld wil je starten met een keuze van de besten.If you're repopulating the planet in your own image, you want to start from a position of selecting the best.
Breng me naar die planeer, met of zonder de zegen van Cowen.Get me on that planet, with or without Cowen's blessing.
Dus de negende steen ligt op een andere planeer.So the ninth stone is on another planet.
Ishta zei dat het nog wel even kon duren voor we een geschikte planeer vinden.Ishta said it may take a considerable time to find a suitable planet for our new home.
Waarvoor zijn we anders op deze planeer?What are we on this planet for?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emaneren
enamel
flaneren
do
onaneren
do
plamuren
fill
plateren
plat

Similar but longer

planjeren
do
planteren
plant
platineren
platinize

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'plane':

None found.
Learning languages?