Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Emaneren (to enamel) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
emaneer
emaneert
emaneert
emaneren
emaneren
emaneren
Present perfect tense
heb geëmaneerd
hebt geëmaneerd
heeft geëmaneerd
hebben geëmaneerd
hebben geëmaneerd
hebben geëmaneerd
Past tense
emaneerde
emaneerde
emaneerde
emaneerden
emaneerden
emaneerden
Future tense
zal emaneren
zult emaneren
zal emaneren
zullen emaneren
zullen emaneren
zullen emaneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou emaneren
zou emaneren
zou emaneren
zouden emaneren
zouden emaneren
zouden emaneren
Subjunctive mood
emanere
emanere
emanere
emanere
emanere
emanere
Past perfect tense
had geëmaneerd
had geëmaneerd
had geëmaneerd
hadden geëmaneerd
hadden geëmaneerd
hadden geëmaneerd
Future perf.
zal geëmaneerd hebben
zal geëmaneerd hebben
zal geëmaneerd hebben
zullen geëmaneerd hebben
zullen geëmaneerd hebben
zullen geëmaneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëmaneerd hebben
zou geëmaneerd hebben
zou geëmaneerd hebben
zouden geëmaneerd hebben
zouden geëmaneerd hebben
zouden geëmaneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
emaneer
emaneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emuleren
do
flaneren
do
onaneren
do
planeren
plane

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

dreutelen
do
dwalen
err
echelonneren
echelon honor
echten
do
elektriseren
electrify
emanciperen
enamel
emballeren
pack
emmeren
do
entraineren
entertain
eren
honor

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'enamel':

None found.