Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Onaneren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
onaneer
onaneert
onaneert
onaneren
onaneren
onaneren
Present perfect tense
heb geonaneerd
hebt geonaneerd
heeft geonaneerd
hebben geonaneerd
hebben geonaneerd
hebben geonaneerd
Past tense
onaneerde
onaneerde
onaneerde
onaneerden
onaneerden
onaneerden
Future tense
zal onaneren
zult onaneren
zal onaneren
zullen onaneren
zullen onaneren
zullen onaneren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou onaneren
zou onaneren
zou onaneren
zouden onaneren
zouden onaneren
zouden onaneren
Subjunctive mood
onanere
onanere
onanere
onanere
onanere
onanere
Past perfect tense
had geonaneerd
had geonaneerd
had geonaneerd
hadden geonaneerd
hadden geonaneerd
hadden geonaneerd
Future perf.
zal geonaneerd hebben
zal geonaneerd hebben
zal geonaneerd hebben
zullen geonaneerd hebben
zullen geonaneerd hebben
zullen geonaneerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geonaneerd hebben
zou geonaneerd hebben
zou geonaneerd hebben
zouden geonaneerd hebben
zouden geonaneerd hebben
zouden geonaneerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
onaneer
onaneert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

emaneren
enamel
flaneren
do
ontberen
lack
ontleren
unlearn
planeren
plane

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.