Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Petsen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
pets
petst
petst
petsen
petsen
petsen
Present perfect tense
heb gepetst
hebt gepetst
heeft gepetst
hebben gepetst
hebben gepetst
hebben gepetst
Past tense
petste
petste
petste
petsten
petsten
petsten
Future tense
zal petsen
zult petsen
zal petsen
zullen petsen
zullen petsen
zullen petsen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou petsen
zou petsen
zou petsen
zouden petsen
zouden petsen
zouden petsen
Subjunctive mood
petse
petse
petse
petse
petse
petse
Past perfect tense
had gepetst
had gepetst
had gepetst
hadden gepetst
hadden gepetst
hadden gepetst
Future perf.
zal gepetst hebben
zal gepetst hebben
zal gepetst hebben
zullen gepetst hebben
zullen gepetst hebben
zullen gepetst hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gepetst hebben
zou gepetst hebben
zou gepetst hebben
zouden gepetst hebben
zouden gepetst hebben
zouden gepetst hebben
Du
Ihr
Imperative mood
pets
petst

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

batsen
fuck
botsen
collide
butsen
do
gutsen
gouge
hitsen
stir
hotsen
jounce
hutsen
do
ketsen
ricochet
kitsen
do
kotsen
puke
matsen
wangle
metsen
do
mitsen
do
motsen
do
oetsen
do

Similar but longer

pletsen
do
poetsen
clean

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.