Opschieten (to hurry up) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of opschieten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schiet op
I hurry up
schiet op
you hurry up
schiet op
he/she/it hurries up
schieten op
we hurry up
schieten op
you all hurry up
schieten op
they hurry up
Present perfect tense
ben opgeschoten
I have hurried up
bent opgeschoten
you have hurried up
is opgeschoten
he/she/it has hurried up
zijn opgeschoten
we have hurried up
zijn opgeschoten
you all have hurried up
zijn opgeschoten
they have hurried up
Past tense
schoot op
I hurried up
schoot op
you hurried up
schoot op
he/she/it hurried up
schoten op
we hurried up
schoten op
you all hurried up
schoten op
they hurried up
Future tense
zal opschieten
I will hurry up
zult opschieten
you will hurry up
zal opschieten
he/she/it will hurry up
zullen opschieten
we will hurry up
zullen opschieten
you all will hurry up
zullen opschieten
they will hurry up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opschieten
I would hurry up
zou opschieten
you would hurry up
zou opschieten
he/she/it would hurry up
zouden opschieten
we would hurry up
zouden opschieten
you all would hurry up
zouden opschieten
they would hurry up
Subjunctive mood
schiete op
I hurry up
schiete op
you hurry up
schiete op
he/she/it hurry up
schiete op
we hurry up
schiete op
you all hurry up
schiete op
they hurry up
Past perfect tense
was opgeschoten
I had hurried up
was opgeschoten
you had hurried up
was opgeschoten
he/she/it had hurried up
waren opgeschoten
we had hurried up
waren opgeschoten
you all had hurried up
waren opgeschoten
they had hurried up
Future perf.
zal opgeschoten zijn
I will have hurried up
zal opgeschoten zijn
you will have hurried up
zal opgeschoten zijn
he/she/it will have hurried up
zullen opgeschoten zijn
we will have hurried up
zullen opgeschoten zijn
you all will have hurried up
zullen opgeschoten zijn
they will have hurried up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeschoten zijn
I would have hurried up
zou opgeschoten zijn
you would have hurried up
zou opgeschoten zijn
he/she/it would have hurried up
zouden opgeschoten zijn
we would have hurried up
zouden opgeschoten zijn
you all would have hurried up
zouden opgeschoten zijn
they would have hurried up
Present bijzin tense
opschiet
I hurry up
opschiet
you hurry up
opschiet
he/she/it hurries up
opschieten
we hurry up
opschieten
you all hurry up
opschieten
they hurry up
Past bijzin tense
opschoot
I hurried up
opschoot
you hurried up
opschoot
he/she/it hurried up
opschoten
we hurried up
opschoten
you all hurried up
opschoten
they hurried up
Future bijzin tense
zal opschieten
I will hurry up
zult opschieten
you will hurry up
zal opschieten
he/she/it will hurry up
zullen opschieten
we will hurry up
zullen opschieten
you all will hurry up
zullen opschieten
they will hurry up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opschieten
I would hurry up
zou opschieten
you would hurry up
zou opschieten
he/she/it would hurry up
zouden opschieten
we would hurry up
zouden opschieten
you all would hurry up
zouden opschieten
they would hurry up
Subjunctive bijzin mood
opschiete
I hurry up
opschiete
you hurry up
opschiete
he/she/it hurry up
opschiete
we hurry up
opschiete
you all hurry up
opschiete
they hurry up
Du
Ihr
Imperative mood
schiet op
hurry up
schiet op
hurry up

Examples of opschieten

Example in DutchTranslation in English
't Zou maar opschieten.You'd better hurry up.
- Dit betekent opschieten.-This means hurry up.
- En jij daar, opschieten!- And you there, hurry up!
- En kun jij opschieten?And can you hurry up?
- Gary, opschieten!- Gary, hurry up!
"Gebhard, schiet op!"Gebhard, hurry up!
"Oh, predikant, schiet op voordat hij van gedachten verandert.""Oh, preacher, hurry up before he changes his mind."
- A-Wang, schiet op met het eten.- A-Wang, hurry up with dinner.
- Daar werken we aan. Nou, schiet op, want we zijn erachter wat de verbindingen blokkeert.Well, hurry up, because we figured out what's jamming the joints.
- Doe wat ik zeg, en schiet op!- Do as I say, and hurry up!
- Als je maar opschiet.- If you want, just hurry up. - Thanks.
- Okay, als je maar opschiet we kunnen niet weet te laat komen.-Okay, well hurry up... -...we can't be late again.
- Zeg dat hij opschiet.- Tell him to hurry up. - Hurry up.
Als het 'n midlife crisis is, hoop ik dat het opschiet en hij snel wat ouder wordt.If it is a midlife crisis, I wish he would hurry up and get into old age.
Als hij niet opschiet, kan ik straks niet meer.If he doesn't hurry up, I'm gonna pass my peak.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afschieten
tear
beschieten
fire upon
inschieten
shoot
omschieten
do
opschikken
rig out
opschorten
postpone
opschutten
do

Similar but longer

openschieten
open fire

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hurry up':

None found.
Learning languages?