Opleuken (to pimp up) conjugation

Dutch

Conjugation of opleuken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
leuk op
I pimp up
leukt op
you pimp up
leukt op
he/she/it pimps up
leuken op
we pimp up
leuken op
you all pimp up
leuken op
they pimp up
Present perfect tense
heb opgeleukt
I have pimped up
hebt opgeleukt
you have pimped up
heeft opgeleukt
he/she/it has pimped up
hebben opgeleukt
we have pimped up
hebben opgeleukt
you all have pimped up
hebben opgeleukt
they have pimped up
Past tense
leukte op
I pimped up
leukte op
you pimped up
leukte op
he/she/it pimped up
leukten op
we pimped up
leukten op
you all pimped up
leukten op
they pimped up
Future tense
zal opleuken
I will pimp up
zult opleuken
you will pimp up
zal opleuken
he/she/it will pimp up
zullen opleuken
we will pimp up
zullen opleuken
you all will pimp up
zullen opleuken
they will pimp up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opleuken
I would pimp up
zou opleuken
you would pimp up
zou opleuken
he/she/it would pimp up
zouden opleuken
we would pimp up
zouden opleuken
you all would pimp up
zouden opleuken
they would pimp up
Subjunctive mood
leuke op
I pimp up
leuke op
you pimp up
leuke op
he/she/it pimp up
leuke op
we pimp up
leuke op
you all pimp up
leuke op
they pimp up
Past perfect tense
had opgeleukt
I had pimped up
had opgeleukt
you had pimped up
had opgeleukt
he/she/it had pimped up
hadden opgeleukt
we had pimped up
hadden opgeleukt
you all had pimped up
hadden opgeleukt
they had pimped up
Future perf.
zal opgeleukt hebben
I will have pimped up
zal opgeleukt hebben
you will have pimped up
zal opgeleukt hebben
he/she/it will have pimped up
zullen opgeleukt hebben
we will have pimped up
zullen opgeleukt hebben
you all will have pimped up
zullen opgeleukt hebben
they will have pimped up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeleukt hebben
I would have pimped up
zou opgeleukt hebben
you would have pimped up
zou opgeleukt hebben
he/she/it would have pimped up
zouden opgeleukt hebben
we would have pimped up
zouden opgeleukt hebben
you all would have pimped up
zouden opgeleukt hebben
they would have pimped up
Present bijzin tense
opleuk
I pimp up
opleukt
you pimp up
opleukt
he/she/it pimps up
opleuken
we pimp up
opleuken
you all pimp up
opleuken
they pimp up
Past bijzin tense
opleukte
I pimped up
opleukte
you pimped up
opleukte
he/she/it pimped up
opleukten
we pimped up
opleukten
you all pimped up
opleukten
they pimped up
Future bijzin tense
zal opleuken
I will pimp up
zult opleuken
you will pimp up
zal opleuken
he/she/it will pimp up
zullen opleuken
we will pimp up
zullen opleuken
you all will pimp up
zullen opleuken
they will pimp up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opleuken
I would pimp up
zou opleuken
you would pimp up
zou opleuken
he/she/it would pimp up
zouden opleuken
we would pimp up
zouden opleuken
you all would pimp up
zouden opleuken
they would pimp up
Subjunctive bijzin mood
opleuke
I pimp up
opleuke
you pimp up
opleuke
he/she/it pimp up
opleuke
we pimp up
opleuke
you all pimp up
opleuke
they pimp up
Du
Ihr
Imperative mood
leuk op
pimp up
leukt op
pimp up

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opleggen
impose
opleiden
train
opletten
pay attention
oplikken
lick
opluiken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opbellen
call
opjutten
do
opkoteren
do
opkramen
do
oplappen
tinker
opleggen
impose
opletten
pay attention
opleven
revive
oppeuzelen
crimp
opporren
poke

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'pimp up':

None found.
Learning languages?