Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opgaan (to freshen) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ga op
gaat op
gaat op
gaan op
gaan op
gaan op
Present perfect tense
ben opgegaan
bent opgegaan
is opgegaan
zijn opgegaan
zijn opgegaan
zijn opgegaan
Past tense
ging op
ging op
ging op
gingen op
gingen op
gingen op
Future tense
zal opgaan
zult opgaan
zal opgaan
zullen opgaan
zullen opgaan
zullen opgaan
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opgaan
zou opgaan
zou opgaan
zouden opgaan
zouden opgaan
zouden opgaan
Subjunctive mood
ga op
ga op
ga op
ga op
ga op
ga op
Past perfect tense
was opgegaan
was opgegaan
was opgegaan
waren opgegaan
waren opgegaan
waren opgegaan
Future perf.
zal opgegaan zijn
zal opgegaan zijn
zal opgegaan zijn
zullen opgegaan zijn
zullen opgegaan zijn
zullen opgegaan zijn
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgegaan zijn
zou opgegaan zijn
zou opgegaan zijn
zouden opgegaan zijn
zouden opgegaan zijn
zouden opgegaan zijn
Present bijzin tense
opga
opgaat
opgaat
opgaan
opgaan
opgaan
Past bijzin tense
opging
opging
opging
opgingen
opgingen
opgingen
Future bijzin tense
zal opgaan
zult opgaan
zal opgaan
zullen opgaan
zullen opgaan
zullen opgaan
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opgaan
zou opgaan
zou opgaan
zouden opgaan
zouden opgaan
zouden opgaan
Subjunctive bijzin mood
opga
opga
opga
opga
opga
opga
Du
Ihr
Imperative mood
ga op
gaat op

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgaan
go down
begaan
commit
ingaan
inform
nagaan
do
omgaan
handle

Similar but longer

opengaan
open

Random

openhalen
do
openhouden
hold open
openrijten
rip up
openslaan
open
openspalken
distend
opfokken
breed
opfrissen
freshen
opgebruiken
use up
ophitsen
incite
opkleden
dress up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'freshen':

None found.