Netelen (to nettle) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of netelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
netel
I nettle
netelt
you nettle
netelt
he/she/it nettles
netelen
we nettle
netelen
you all nettle
netelen
they nettle
Present perfect tense
heb geneteld
I have nettled
hebt geneteld
you have nettled
heeft geneteld
he/she/it has nettled
hebben geneteld
we have nettled
hebben geneteld
you all have nettled
hebben geneteld
they have nettled
Past tense
netelde
I nettled
netelde
you nettled
netelde
he/she/it nettled
netelden
we nettled
netelden
you all nettled
netelden
they nettled
Future tense
zal netelen
I will nettle
zult netelen
you will nettle
zal netelen
he/she/it will nettle
zullen netelen
we will nettle
zullen netelen
you all will nettle
zullen netelen
they will nettle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou netelen
I would nettle
zou netelen
you would nettle
zou netelen
he/she/it would nettle
zouden netelen
we would nettle
zouden netelen
you all would nettle
zouden netelen
they would nettle
Subjunctive mood
netele
I nettle
netele
you nettle
netele
he/she/it nettle
netele
we nettle
netele
you all nettle
netele
they nettle
Past perfect tense
had geneteld
I had nettled
had geneteld
you had nettled
had geneteld
he/she/it had nettled
hadden geneteld
we had nettled
hadden geneteld
you all had nettled
hadden geneteld
they had nettled
Future perf.
zal geneteld hebben
I will have nettled
zal geneteld hebben
you will have nettled
zal geneteld hebben
he/she/it will have nettled
zullen geneteld hebben
we will have nettled
zullen geneteld hebben
you all will have nettled
zullen geneteld hebben
they will have nettled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geneteld hebben
I would have nettled
zou geneteld hebben
you would have nettled
zou geneteld hebben
he/she/it would have nettled
zouden geneteld hebben
we would have nettled
zouden geneteld hebben
you all would have nettled
zouden geneteld hebben
they would have nettled
Du
Ihr
Imperative mood
netel
nettle
netelt
nettle

Examples of netelen

Example in DutchTranslation in English
Het water van de netel.The water of the nettle.
Ik heb ook plantenmateriaal gevonden, Urtica Dioica genoemd, of groene netel, en ook sporen van paraffine en microkristallijne wax.I also found plant matter called Urtica dioica, or green nettle, as well as traces of paraffin and microcrystalline wax.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

betelen
do
nagelen
nail
nevelen
do
oetelen
do
potelen
do
ratelen
rattle
titelen
title
zetelen
reside

Similar but longer

nestelen
nest

Random

neerliggen
lie down
neerstrijken
alight
neervlijen
lay down
neerzitten
sit down
neppen
do
nesten
nest
netten
do
niezen
sneeze
nummeren
assign a number
observeren
observe

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'nettle':

None found.
Learning languages?