Kraken (to argue) conjugation

Dutch

Conjugation of kraken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kraak
I argue
kraakt
you argue
kraakt
he/she/it argues
kraken
we argue
kraken
you all argue
kraken
they argue
Present perfect tense
heb gekraakt
I have argued
hebt gekraakt
you have argued
heeft gekraakt
he/she/it has argued
hebben gekraakt
we have argued
hebben gekraakt
you all have argued
hebben gekraakt
they have argued
Past tense
kraakte
I argued
kraakte
you argued
kraakte
he/she/it argued
kraakten
we argued
kraakten
you all argued
kraakten
they argued
Future tense
zal kraken
I will argue
zult kraken
you will argue
zal kraken
he/she/it will argue
zullen kraken
we will argue
zullen kraken
you all will argue
zullen kraken
they will argue
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kraken
I would argue
zou kraken
you would argue
zou kraken
he/she/it would argue
zouden kraken
we would argue
zouden kraken
you all would argue
zouden kraken
they would argue
Subjunctive mood
krake
I argue
krake
you argue
krake
he/she/it argue
krake
we argue
krake
you all argue
krake
they argue
Past perfect tense
had gekraakt
I had argued
had gekraakt
you had argued
had gekraakt
he/she/it had argued
hadden gekraakt
we had argued
hadden gekraakt
you all had argued
hadden gekraakt
they had argued
Future perf.
zal gekraakt hebben
I will have argued
zal gekraakt hebben
you will have argued
zal gekraakt hebben
he/she/it will have argued
zullen gekraakt hebben
we will have argued
zullen gekraakt hebben
you all will have argued
zullen gekraakt hebben
they will have argued
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekraakt hebben
I would have argued
zou gekraakt hebben
you would have argued
zou gekraakt hebben
he/she/it would have argued
zouden gekraakt hebben
we would have argued
zouden gekraakt hebben
you all would have argued
zouden gekraakt hebben
they would have argued
Du
Ihr
Imperative mood
kraak
argue
kraakt
argue

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

blaken
blaze
braken
vomit
kakken
cackle
kalken
plaster
kerken
do
kicken
kick
kieken
chick
kijken
look
kikken
click
koeken
torment
kokken
do
kolken
swirl
kralen
do
kramen
do
kroken
do

Similar but longer

afkraken
slate
krakelen
argue
krakken
do

Random

knobbelen
do
konterfeiten
portray
kopjeduikelen
somersault
korren
do
kortoren
short ears
kortsluiten
short
krakelen
argue
krakken
do
kreuken
crease
krijsen
shriek

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'argue':

None found.
Learning languages?