Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kleumen (to shiver) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kleum
kleumt
kleumt
kleumen
kleumen
kleumen
Present perfect tense
heb gekleumd
hebt gekleumd
heeft gekleumd
hebben gekleumd
hebben gekleumd
hebben gekleumd
Past tense
kleumde
kleumde
kleumde
kleumden
kleumden
kleumden
Future tense
zal kleumen
zult kleumen
zal kleumen
zullen kleumen
zullen kleumen
zullen kleumen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kleumen
zou kleumen
zou kleumen
zouden kleumen
zouden kleumen
zouden kleumen
Subjunctive mood
kleume
kleume
kleume
kleume
kleume
kleume
Past perfect tense
had gekleumd
had gekleumd
had gekleumd
hadden gekleumd
hadden gekleumd
hadden gekleumd
Future perf.
zal gekleumd hebben
zal gekleumd hebben
zal gekleumd hebben
zullen gekleumd hebben
zullen gekleumd hebben
zullen gekleumd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekleumd hebben
zou gekleumd hebben
zou gekleumd hebben
zouden gekleumd hebben
zouden gekleumd hebben
zouden gekleumd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
kleum
kleumt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

klemmen
pinch
kleppen
do
kletsen
chat
kleunen
beat
kleuren
colour
klimmen
climb

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'shiver':

None found.