Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

inwonen

to exchange

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of inwonen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
woon in
I exchange
woont in
you exchange
woont in
he/she/it exchanges
wonen in
we exchange
wonen in
you all exchange
wonen in
they exchange
Present perfect tense
heb ingewoond
I have exchanged
hebt ingewoond
you have exchanged
heeft ingewoond
he/she/it has exchanged
hebben ingewoond
we have exchanged
hebben ingewoond
you all have exchanged
hebben ingewoond
they have exchanged
Past tense
woonde in
I exchanged
woonde in
you exchanged
woonde in
he/she/it exchanged
woonden in
we exchanged
woonden in
you all exchanged
woonden in
they exchanged
Future tense
zal inwonen
I will exchange
zult inwonen
you will exchange
zal inwonen
he/she/it will exchange
zullen inwonen
we will exchange
zullen inwonen
you all will exchange
zullen inwonen
they will exchange
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inwonen
I would exchange
zou inwonen
you would exchange
zou inwonen
he/she/it would exchange
zouden inwonen
we would exchange
zouden inwonen
you all would exchange
zouden inwonen
they would exchange
Subjunctive mood
wone in
I exchange
wone in
you exchange
wone in
he/she/it exchange
wone in
we exchange
wone in
you all exchange
wone in
they exchange
Past perfect tense
had ingewoond
I had exchanged
had ingewoond
you had exchanged
had ingewoond
he/she/it had exchanged
hadden ingewoond
we had exchanged
hadden ingewoond
you all had exchanged
hadden ingewoond
they had exchanged
Future perf.
zal ingewoond hebben
I will have exchanged
zal ingewoond hebben
you will have exchanged
zal ingewoond hebben
he/she/it will have exchanged
zullen ingewoond hebben
we will have exchanged
zullen ingewoond hebben
you all will have exchanged
zullen ingewoond hebben
they will have exchanged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingewoond hebben
I would have exchanged
zou ingewoond hebben
you would have exchanged
zou ingewoond hebben
he/she/it would have exchanged
zouden ingewoond hebben
we would have exchanged
zouden ingewoond hebben
you all would have exchanged
zouden ingewoond hebben
they would have exchanged
Present bijzin tense
inwoon
I exchange
inwoont
you exchange
inwoont
he/she/it exchanges
inwonen
we exchange
inwonen
you all exchange
inwonen
they exchange
Past bijzin tense
inwoonde
I exchanged
inwoonde
you exchanged
inwoonde
he/she/it exchanged
inwoonden
we exchanged
inwoonden
you all exchanged
inwoonden
they exchanged
Future bijzin tense
zal inwonen
I will exchange
zult inwonen
you will exchange
zal inwonen
he/she/it will exchange
zullen inwonen
we will exchange
zullen inwonen
you all will exchange
zullen inwonen
they will exchange
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inwonen
I would exchange
zou inwonen
you would exchange
zou inwonen
he/she/it would exchange
zouden inwonen
we would exchange
zouden inwonen
you all would exchange
zouden inwonen
they would exchange
Subjunctive bijzin mood
inwone
I exchange
inwone
you exchange
inwone
he/she/it exchange
inwone
we exchange
inwone
you all exchange
inwone
they exchange
Du
Ihr
Imperative mood
woon in
exchange
woont in
exchange

Examples of inwonen

Kost en inwonen in ruil voor wat licht huishoudelijk werk maakt je niet tot mijn moeder.

Yeah? Room and board in exchange for some light housekeeping does not make you my mother.

Ik mag hier wonen in ruil voor m'n diensten, maar we zijn vrienden.

She lets me crash in exchange for legal help, but we're just friends.

Je mag me elke maand een klein bedrag geven voor het wonen in m'n huis.

Every month I let you give me a small amount of money in exchange for the pleasure of living in my house.

Further details about this page

LOCATION

RELATED PAGES