Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

insluipen

to slip in

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of insluipen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sluip in
I slip in
sluipt in
you slip in
sluipt in
he/she/it slips in
sluipen in
we slip in
sluipen in
you all slip in
sluipen in
they slip in
Present perfect tense
ben ingeslopen
I have slipped in
bent ingeslopen
you have slipped in
is ingeslopen
he/she/it has slipped in
zijn ingeslopen
we have slipped in
zijn ingeslopen
you all have slipped in
zijn ingeslopen
they have slipped in
Past tense
sloop in
I slipped in
sloop in
you slipped in
sloop in
he/she/it slipped in
slopen in
we slipped in
slopen in
you all slipped in
slopen in
they slipped in
Future tense
zal insluipen
I will slip in
zult insluipen
you will slip in
zal insluipen
he/she/it will slip in
zullen insluipen
we will slip in
zullen insluipen
you all will slip in
zullen insluipen
they will slip in
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou insluipen
I would slip in
zou insluipen
you would slip in
zou insluipen
he/she/it would slip in
zouden insluipen
we would slip in
zouden insluipen
you all would slip in
zouden insluipen
they would slip in
Subjunctive mood
sluipe in
I slip in
sluipe in
you slip in
sluipe in
he/she/it slip in
sluipe in
we slip in
sluipe in
you all slip in
sluipe in
they slip in
Past perfect tense
was ingeslopen
I had slipped in
was ingeslopen
you had slipped in
was ingeslopen
he/she/it had slipped in
waren ingeslopen
we had slipped in
waren ingeslopen
you all had slipped in
waren ingeslopen
they had slipped in
Future perf.
zal ingeslopen zijn
I will have slipped in
zal ingeslopen zijn
you will have slipped in
zal ingeslopen zijn
he/she/it will have slipped in
zullen ingeslopen zijn
we will have slipped in
zullen ingeslopen zijn
you all will have slipped in
zullen ingeslopen zijn
they will have slipped in
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingeslopen zijn
I would have slipped in
zou ingeslopen zijn
you would have slipped in
zou ingeslopen zijn
he/she/it would have slipped in
zouden ingeslopen zijn
we would have slipped in
zouden ingeslopen zijn
you all would have slipped in
zouden ingeslopen zijn
they would have slipped in
Present bijzin tense
insluip
I slip in
insluipt
you slip in
insluipt
he/she/it slips in
insluipen
we slip in
insluipen
you all slip in
insluipen
they slip in
Past bijzin tense
insloop
I slipped in
insloop
you slipped in
insloop
he/she/it slipped in
inslopen
we slipped in
inslopen
you all slipped in
inslopen
they slipped in
Future bijzin tense
zal insluipen
I will slip in
zult insluipen
you will slip in
zal insluipen
he/she/it will slip in
zullen insluipen
we will slip in
zullen insluipen
you all will slip in
zullen insluipen
they will slip in
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou insluipen
I would slip in
zou insluipen
you would slip in
zou insluipen
he/she/it would slip in
zouden insluipen
we would slip in
zouden insluipen
you all would slip in
zouden insluipen
they would slip in
Subjunctive bijzin mood
insluipe
I slip in
insluipe
you slip in
insluipe
he/she/it slip in
insluipe
we slip in
insluipe
you all slip in
insluipe
they slip in
Du
Ihr
Imperative mood
sluip in
slip in
sluipt in
slip in

Examples of insluipen

Wat zeg je ervan als we even de bar insluipen voor een opkikkertje?

What do you say we slip into the pantry and have a little toddy for the body?