Inbellen (to do) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of inbellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bel in
I do
belt in
you do
belt in
he/she/it does
bellen in
we do
bellen in
you all do
bellen in
they do
Present perfect tense
heb ingebeld
I have done
hebt ingebeld
you have done
heeft ingebeld
he/she/it has done
hebben ingebeld
we have done
hebben ingebeld
you all have done
hebben ingebeld
they have done
Past tense
belde in
I did
belde in
you did
belde in
he/she/it did
belden in
we did
belden in
you all did
belden in
they did
Future tense
zal inbellen
I will do
zult inbellen
you will do
zal inbellen
he/she/it will do
zullen inbellen
we will do
zullen inbellen
you all will do
zullen inbellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inbellen
I would do
zou inbellen
you would do
zou inbellen
he/she/it would do
zouden inbellen
we would do
zouden inbellen
you all would do
zouden inbellen
they would do
Subjunctive mood
belle in
I do
belle in
you do
belle in
he/she/it do
belle in
we do
belle in
you all do
belle in
they do
Past perfect tense
had ingebeld
I had done
had ingebeld
you had done
had ingebeld
he/she/it had done
hadden ingebeld
we had done
hadden ingebeld
you all had done
hadden ingebeld
they had done
Future perf.
zal ingebeld hebben
I will have done
zal ingebeld hebben
you will have done
zal ingebeld hebben
he/she/it will have done
zullen ingebeld hebben
we will have done
zullen ingebeld hebben
you all will have done
zullen ingebeld hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingebeld hebben
I would have done
zou ingebeld hebben
you would have done
zou ingebeld hebben
he/she/it would have done
zouden ingebeld hebben
we would have done
zouden ingebeld hebben
you all would have done
zouden ingebeld hebben
they would have done
Present bijzin tense
inbel
I do
inbelt
you do
inbelt
he/she/it does
inbellen
we do
inbellen
you all do
inbellen
they do
Past bijzin tense
inbelde
I did
inbelde
you did
inbelde
he/she/it did
inbelden
we did
inbelden
you all did
inbelden
they did
Future bijzin tense
zal inbellen
I will do
zult inbellen
you will do
zal inbellen
he/she/it will do
zullen inbellen
we will do
zullen inbellen
you all will do
zullen inbellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inbellen
I would do
zou inbellen
you would do
zou inbellen
he/she/it would do
zouden inbellen
we would do
zouden inbellen
you all would do
zouden inbellen
they would do
Subjunctive bijzin mood
inbelle
I do
inbelle
you do
inbelle
he/she/it do
inbelle
we do
inbelle
you all do
inbelle
they do
Du
Ihr
Imperative mood
bel in
do
belt in
do

Examples of inbellen

Example in DutchTranslation in English
Dit is uw laatste herhaling, dus laat uw dokter een nieuw recept inbellen voor de volgende keer.- Yes. This is your last refill so have your doctor call in a new prescription for next time.
Meneer, de poort gaat sluiten en we kunnen niet meer terug inbellen.Sir, the gates gonna shut down and we won't be able to dial out again.
We zouden moeten kunnen inbellen en vertrekken voor de Wraith er iets kunnen aan doen.We should be able to dial up and get out of here before the Wraith can do anything about it.
Als ik mijn mannetje niet bel in zo'n...Now, if I don't call my man in a...
De bel in de keuken moet hard zijn overgegaan.Sir. When this was pulled down the bell in the kitchen must have rung loudly.
Hoi, ik bel in verband met een Catahoula Leopard genaamd Steve.Hi, I'm calling about a Catahoula Leopard dog named Steve.
Je wilt dat ik haar rechter bel in Harlan. Absoluut niet.And you want me to call her judge down in Harlan.
- Ga bellen in de drogisterij.- Suppose you go on back down the hill... to the drugstore and make a phone call.
Hij is vrijgelaten dus ik kan hem niet bellen in de gevangenis en hij heeft nog geen telefoon.He got released so I can't call him in prison and he doesn't have a phone yet.
Hoe fijn het ook lijkt om iets te eten waar niet op staat: "gewoon water toevoegen", kan je me volgende keer bellen in plaats van me te laten oproepen ?(chuckles) You know, as much as I love the idea of eating something that doesn't say, "Just add water," can you call me next time instead of paging me?
Ik moet Lionel bellen in Londen.- I should call Lionel in London. - Lionel?
Ik sta te bellen in Toledo, Ohio.I'm on the phone in Toledo, Ohio.
Hij belde in nood, kwam niet opdagen.He didn't show up to a meet.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbellen
cancel by telephone
inbedden
embed
inbeuken
do
inhullen
do
inrollen
enroll
invallen
flood
invullen
fill in
opbellen
call

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

hoogachten
pay
idoliseren
idolize
ijsberen
do
ijveren
strive
ijzen
freeze
inbeelden
imagine
inbeuken
do
inblikken
can
indelen
classify
indrijven
drive in

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?