Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Huiven (to house) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
huif
huift
huift
huiven
huiven
huiven
Present perfect tense
heb gehuifd
hebt gehuifd
heeft gehuifd
hebben gehuifd
hebben gehuifd
hebben gehuifd
Past tense
huifde
huifde
huifde
huifden
huifden
huifden
Future tense
zal huiven
zult huiven
zal huiven
zullen huiven
zullen huiven
zullen huiven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou huiven
zou huiven
zou huiven
zouden huiven
zouden huiven
zouden huiven
Subjunctive mood
huive
huive
huive
huive
huive
huive
Past perfect tense
had gehuifd
had gehuifd
had gehuifd
hadden gehuifd
hadden gehuifd
hadden gehuifd
Future perf.
zal gehuifd hebben
zal gehuifd hebben
zal gehuifd hebben
zullen gehuifd hebben
zullen gehuifd hebben
zullen gehuifd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehuifd hebben
zou gehuifd hebben
zou gehuifd hebben
zouden gehuifd hebben
zouden gehuifd hebben
zouden gehuifd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
huif
huift

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fuiven
junket
hoeven
do
huilen
cry
huizen
dwell
hukken
do
hullen
shroud
hummen
hem
huppen
do
hurken
hire
hutsen
do
kuiven
do
ruiven
do
weiven
do
wuiven
wave

Similar but longer

afhuiven
unhood
huiveren
shudder
schuiven
shove

Random

herleven
revive
herscheppen
reappraise
hosselen
do
hotsen
jounce
huidvetten
skin oils
huisvesten
house
huiveren
shudder
hutselen
do
hypen
hype
immigreren
immigrate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'house':

None found.