Glimmen (to sparkle) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of glimmen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
glim
I sparkle
glimt
you sparkle
glimt
he/she/it sparkles
glimmen
we sparkle
glimmen
you all sparkle
glimmen
they sparkle
Present perfect tense
heb geglommen
I have sparkled
hebt geglommen
you have sparkled
heeft geglommen
he/she/it has sparkled
hebben geglommen
we have sparkled
hebben geglommen
you all have sparkled
hebben geglommen
they have sparkled
Past tense
glom
I sparkled
glom
you sparkled
glom
he/she/it sparkled
glommen
we sparkled
glommen
you all sparkled
glommen
they sparkled
Future tense
zal glimmen
I will sparkle
zult glimmen
you will sparkle
zal glimmen
he/she/it will sparkle
zullen glimmen
we will sparkle
zullen glimmen
you all will sparkle
zullen glimmen
they will sparkle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou glimmen
I would sparkle
zou glimmen
you would sparkle
zou glimmen
he/she/it would sparkle
zouden glimmen
we would sparkle
zouden glimmen
you all would sparkle
zouden glimmen
they would sparkle
Subjunctive mood
glimme
I sparkle
glimme
you sparkle
glimme
he/she/it sparkle
glimme
we sparkle
glimme
you all sparkle
glimme
they sparkle
Past perfect tense
had geglommen
I had sparkled
had geglommen
you had sparkled
had geglommen
he/she/it had sparkled
hadden geglommen
we had sparkled
hadden geglommen
you all had sparkled
hadden geglommen
they had sparkled
Future perf.
zal geglommen hebben
I will have sparkled
zal geglommen hebben
you will have sparkled
zal geglommen hebben
he/she/it will have sparkled
zullen geglommen hebben
we will have sparkled
zullen geglommen hebben
you all will have sparkled
zullen geglommen hebben
they will have sparkled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geglommen hebben
I would have sparkled
zou geglommen hebben
you would have sparkled
zou geglommen hebben
he/she/it would have sparkled
zouden geglommen hebben
we would have sparkled
zouden geglommen hebben
you all would have sparkled
zouden geglommen hebben
they would have sparkled
Du
Ihr
Imperative mood
glim
sparkle
glimt
sparkle

Examples of glimmen

Example in DutchTranslation in English
- Als je tanden net zo glimmen als de mijne.When do I get to be team leader? When your teeth sparkle like mine.
De vloeren moeten glimmen.The floors need to sparkle.
En glimmen zullen ze, Mrs. Watson.-And sparkle they will, Mrs. Watson.
Ik wil deze plek zien glimmen.I wanna see this place sparkle!
De keuken glimt helemaal.It simply sparkles.
Ik wil dat het hier glimt.I want this place to sparkle.
Kijk toch eens hoe hij glimt.Just look at her, miss. See how she sparkles.
Jullie glommen en stonken.You sparkled, and you stank.
Het is mooi en glimmend.It's beautiful and sparkling.
Ze is de komende 24 uur niet thuis. Dus maakte ik een lijstje en... het zal hier net een glimmend paleis zijn wanneer ze terugkeert.She's going to be gone for the next 24 hours so I made this list and basically this place is gonna be like a sparkling palace when she returns.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

glijden
float
glippen
slip
glissen
do
grimmen
do
grommen
growl
klimmen
climb
skimmen
do
trimmen
trim

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

ganneven
do
gereedmaken
do
getroosten
intensify
giegagen
do
gillen
scream
gladwrijven
smooth rubbing
glimlachen
smile
glinsteren
glisten
goedkeuren
approve
grasduinen
browse

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sparkle':

None found.
Learning languages?