Gijpen (to jibe) conjugation

Dutch
10 examples

Conjugation of gijpen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
gijp
I jibe
gijpt
you jibe
gijpt
he/she/it jibes
gijpen
we jibe
gijpen
you all jibe
gijpen
they jibe
Present perfect tense
heb gegijpt
I have jibed
hebt gegijpt
you have jibed
heeft gegijpt
he/she/it has jibed
hebben gegijpt
we have jibed
hebben gegijpt
you all have jibed
hebben gegijpt
they have jibed
Past tense
gijpte
I jibed
gijpte
you jibed
gijpte
he/she/it jibed
gijpten
we jibed
gijpten
you all jibed
gijpten
they jibed
Future tense
zal gijpen
I will jibe
zult gijpen
you will jibe
zal gijpen
he/she/it will jibe
zullen gijpen
we will jibe
zullen gijpen
you all will jibe
zullen gijpen
they will jibe
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gijpen
I would jibe
zou gijpen
you would jibe
zou gijpen
he/she/it would jibe
zouden gijpen
we would jibe
zouden gijpen
you all would jibe
zouden gijpen
they would jibe
Subjunctive mood
gijpe
I jibe
gijpe
you jibe
gijpe
he/she/it jibe
gijpe
we jibe
gijpe
you all jibe
gijpe
they jibe
Past perfect tense
had gegijpt
I had jibed
had gegijpt
you had jibed
had gegijpt
he/she/it had jibed
hadden gegijpt
we had jibed
hadden gegijpt
you all had jibed
hadden gegijpt
they had jibed
Future perf.
zal gegijpt hebben
I will have jibed
zal gegijpt hebben
you will have jibed
zal gegijpt hebben
he/she/it will have jibed
zullen gegijpt hebben
we will have jibed
zullen gegijpt hebben
you all will have jibed
zullen gegijpt hebben
they will have jibed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gegijpt hebben
I would have jibed
zou gegijpt hebben
you would have jibed
zou gegijpt hebben
he/she/it would have jibed
zouden gegijpt hebben
we would have jibed
zouden gegijpt hebben
you all would have jibed
zouden gegijpt hebben
they would have jibed
Du
Ihr
Imperative mood
gijp
jibe
gijpt
jibe

Examples of gijpen

Example in DutchTranslation in English
Dat is nou gijpen, inspecteur.That's the jibe, Lieutenant.
En toen ging je gijpen.and then you jibe.
Hak dat touw niet door, dan gaan we gijpen.PHIL: No, Loxi, you'll jibe her! Don't part that line.
Maak je klaar om te gijpen!Prepare to jibe!
Maak je klaar om te gijpenPrepare to jibe!
Voordat ik ga gijpen, Zeg ik Gijp ho."Before I jibe, I say, "Jibe ho."
Er werd gegijpt en hij ging overboord.His mizzen jibed like that. He went overboard.
De schoot raakte los, de boot gijpte en hij kreeg 'n klap van de giek.He lost control of a line, his boat jibed, mizzen boom swung, and that was it.
En de giek van de bezaan gijpte.and the mizzen boom jibed.
Misschien gijpte de bezaansgiek toen.As he started to walk, his mizzen jibed like that.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gappen
filch
gespen
buckle
gidsen
do
gieren
yaw
gieten
pour
gijlen
do
gillen
scream
gipsen
plaster
gispen
reprove
gissen
guess
gisten
ferment
gulpen
do
nijpen
pinch
pijpen
pipe
rijpen
mature

Similar but longer

grijpen
seize

Random

gereedhouden
keep ready
geruststellen
reassure
getuigen
testify
gewagen
allude
gewennen
allude
gijlen
do
gijzelen
take hostage
gladschaven
planish
gladstrijken
iron out
gniffelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'jibe':

None found.
Learning languages?