Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

gaslaan

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of gaslaan

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
sla ga
I do
slaat ga
you do
slaat ga
he/she/it does
slaan ga
we do
slaan ga
you all do
slaan ga
they do
Present perfect tense
heb gageslagen
I have done
hebt gageslagen
you have done
heeft gageslagen
he/she/it has done
hebben gageslagen
we have done
hebben gageslagen
you all have done
hebben gageslagen
they have done
Past tense
sloeg ga
I did
sloeg ga
you did
sloeg ga
he/she/it did
sloegen ga
we did
sloegen ga
you all did
sloegen ga
they did
Future tense
zal gaslaan
I will do
zult gaslaan
you will do
zal gaslaan
he/she/it will do
zullen gaslaan
we will do
zullen gaslaan
you all will do
zullen gaslaan
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou gaslaan
I would do
zou gaslaan
you would do
zou gaslaan
he/she/it would do
zouden gaslaan
we would do
zouden gaslaan
you all would do
zouden gaslaan
they would do
Subjunctive mood
sla ga
I do
sla ga
you do
sla ga
he/she/it do
sla ga
we do
sla ga
you all do
sla ga
they do
Past perfect tense
had gageslagen
I had done
had gageslagen
you had done
had gageslagen
he/she/it had done
hadden gageslagen
we had done
hadden gageslagen
you all had done
hadden gageslagen
they had done
Future perf.
zal gageslagen hebben
I will have done
zal gageslagen hebben
you will have done
zal gageslagen hebben
he/she/it will have done
zullen gageslagen hebben
we will have done
zullen gageslagen hebben
you all will have done
zullen gageslagen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gageslagen hebben
I would have done
zou gageslagen hebben
you would have done
zou gageslagen hebben
he/she/it would have done
zouden gageslagen hebben
we would have done
zouden gageslagen hebben
you all would have done
zouden gageslagen hebben
they would have done
Present bijzin tense
gasla
I do
gaslaat
you do
gaslaat
he/she/it does
gaslaan
we do
gaslaan
you all do
gaslaan
they do
Past bijzin tense
gasloeg
I did
gasloeg
you did
gasloeg
he/she/it did
gasloegen
we did
gasloegen
you all did
gasloegen
they did
Future bijzin tense
zal gaslaan
I will do
zult gaslaan
you will do
zal gaslaan
he/she/it will do
zullen gaslaan
we will do
zullen gaslaan
you all will do
zullen gaslaan
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou gaslaan
I would do
zou gaslaan
you would do
zou gaslaan
he/she/it would do
zouden gaslaan
we would do
zouden gaslaan
you all would do
zouden gaslaan
they would do
Subjunctive bijzin mood
gasla
I do
gasla
you do
gasla
he/she/it do
gasla
we do
gasla
you all do
gasla
they do
Du
Ihr
Imperative mood
sla ga
do
slaat ga
do