Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Censeren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
censeer
censeert
censeert
censeren
censeren
censeren
Present perfect tense
heb gecenseerd
hebt gecenseerd
heeft gecenseerd
hebben gecenseerd
hebben gecenseerd
hebben gecenseerd
Past tense
censeerde
censeerde
censeerde
censeerden
censeerden
censeerden
Future tense
zal censeren
zult censeren
zal censeren
zullen censeren
zullen censeren
zullen censeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou censeren
zou censeren
zou censeren
zouden censeren
zouden censeren
zouden censeren
Subjunctive mood
censere
censere
censere
censere
censere
censere
Past perfect tense
had gecenseerd
had gecenseerd
had gecenseerd
hadden gecenseerd
hadden gecenseerd
hadden gecenseerd
Future perf.
zal gecenseerd hebben
zal gecenseerd hebben
zal gecenseerd hebben
zullen gecenseerd hebben
zullen gecenseerd hebben
zullen gecenseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecenseerd hebben
zou gecenseerd hebben
zou gecenseerd hebben
zouden gecenseerd hebben
zouden gecenseerd hebben
zouden gecenseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
censeer
censeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

casseren
carpool
causeren
do
centeren
center
cesseren
cease

Similar but longer

censureren
censor
recenseren
review

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.