Bisseren (to retake) conjugation

Dutch

Conjugation of bisseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bisseer
I retake
bisseert
you retake
bisseert
he/she/it retakes
bisseren
we retake
bisseren
you all retake
bisseren
they retake
Present perfect tense
heb gebisseerd
I have retaken
hebt gebisseerd
you have retaken
heeft gebisseerd
he/she/it has retaken
hebben gebisseerd
we have retaken
hebben gebisseerd
you all have retaken
hebben gebisseerd
they have retaken
Past tense
bisseerde
I retook
bisseerde
you retook
bisseerde
he/she/it retook
bisseerden
we retook
bisseerden
you all retook
bisseerden
they retook
Future tense
zal bisseren
I will retake
zult bisseren
you will retake
zal bisseren
he/she/it will retake
zullen bisseren
we will retake
zullen bisseren
you all will retake
zullen bisseren
they will retake
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bisseren
I would retake
zou bisseren
you would retake
zou bisseren
he/she/it would retake
zouden bisseren
we would retake
zouden bisseren
you all would retake
zouden bisseren
they would retake
Subjunctive mood
bissere
I retake
bissere
you retake
bissere
he/she/it retake
bissere
we retake
bissere
you all retake
bissere
they retake
Past perfect tense
had gebisseerd
I had retaken
had gebisseerd
you had retaken
had gebisseerd
he/she/it had retaken
hadden gebisseerd
we had retaken
hadden gebisseerd
you all had retaken
hadden gebisseerd
they had retaken
Future perf.
zal gebisseerd hebben
I will have retaken
zal gebisseerd hebben
you will have retaken
zal gebisseerd hebben
he/she/it will have retaken
zullen gebisseerd hebben
we will have retaken
zullen gebisseerd hebben
you all will have retaken
zullen gebisseerd hebben
they will have retaken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gebisseerd hebben
I would have retaken
zou gebisseerd hebben
you would have retaken
zou gebisseerd hebben
he/she/it would have retaken
zouden gebisseerd hebben
we would have retaken
zouden gebisseerd hebben
you all would have retaken
zouden gebisseerd hebben
they would have retaken
Du
Ihr
Imperative mood
bisseer
retake
bisseert
retake

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bibberen
shiver
bijleren
learn
bitteren
bitter
casseren
carpool
cesseren
cease
masseren
massage
passeren
pass

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bijtrekken
bite racks
binnendringen
penetrate
binnenduwen
in pushing
binnenhouden
in love
binnenwandelen
do
bissen
retake
bitteren
bitter
blijken
do
bliksemen
behoove
blootstaan
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'retake':

None found.
Learning languages?