Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Berenten (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
berent
berent
berent
berenten
berenten
berenten
Present perfect tense
heb berent
hebt berent
heeft berent
hebben berent
hebben berent
hebben berent
Past tense
berentte
berentte
berentte
berentten
berentten
berentten
Future tense
zal berenten
zult berenten
zal berenten
zullen berenten
zullen berenten
zullen berenten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou berenten
zou berenten
zou berenten
zouden berenten
zouden berenten
zouden berenten
Subjunctive mood
berente
berente
berente
berente
berente
berente
Past perfect tense
had berent
had berent
had berent
hadden berent
hadden berent
hadden berent
Future perf.
zal berent hebben
zal berent hebben
zal berent hebben
zullen berent hebben
zullen berent hebben
zullen berent hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou berent hebben
zou berent hebben
zou berent hebben
zouden berent hebben
zouden berent hebben
zouden berent hebben
Du
Ihr
Imperative mood
berent
berent

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bereiden
prepare
bereiken
reach
bereizen
get around
berennen
do
berusten
rest

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.