Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Bekappen (to cope) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bekap
bekapt
bekapt
bekappen
bekappen
bekappen
Present perfect tense
heb bekapt
hebt bekapt
heeft bekapt
hebben bekapt
hebben bekapt
hebben bekapt
Past tense
bekapte
bekapte
bekapte
bekapten
bekapten
bekapten
Future tense
zal bekappen
zult bekappen
zal bekappen
zullen bekappen
zullen bekappen
zullen bekappen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou bekappen
zou bekappen
zou bekappen
zouden bekappen
zouden bekappen
zouden bekappen
Subjunctive mood
bekappe
bekappe
bekappe
bekappe
bekappe
bekappe
Past perfect tense
had bekapt
had bekapt
had bekapt
hadden bekapt
hadden bekapt
hadden bekapt
Future perf.
zal bekapt hebben
zal bekapt hebben
zal bekapt hebben
zullen bekapt hebben
zullen bekapt hebben
zullen bekapt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou bekapt hebben
zou bekapt hebben
zou bekapt hebben
zouden bekapt hebben
zouden bekapt hebben
zouden bekapt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
bekap
bekapt

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkappen
cut
bekakken
do
bekalken
do
bekampen
fight
bekuipen
do
omkappen
cut down
opkappen
do

Similar but longer

beklappen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'cope':

None found.