Afspuiten (to spray) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afspuiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spuit af
I spray
spuit af
you spray
spuit af
he/she/it sprays
spuiten af
we spray
spuiten af
you all spray
spuiten af
they spray
Present perfect tense
heb afgespoten
I have sprayed
hebt afgespoten
you have sprayed
heeft afgespoten
he/she/it has sprayed
hebben afgespoten
we have sprayed
hebben afgespoten
you all have sprayed
hebben afgespoten
they have sprayed
Past tense
spoot af
I sprayed
spoot af
you sprayed
spoot af
he/she/it sprayed
spoten af
we sprayed
spoten af
you all sprayed
spoten af
they sprayed
Future tense
zal afspuiten
I will spray
zult afspuiten
you will spray
zal afspuiten
he/she/it will spray
zullen afspuiten
we will spray
zullen afspuiten
you all will spray
zullen afspuiten
they will spray
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afspuiten
I would spray
zou afspuiten
you would spray
zou afspuiten
he/she/it would spray
zouden afspuiten
we would spray
zouden afspuiten
you all would spray
zouden afspuiten
they would spray
Subjunctive mood
spuite af
I spray
spuite af
you spray
spuite af
he/she/it spray
spuite af
we spray
spuite af
you all spray
spuite af
they spray
Past perfect tense
had afgespoten
I had sprayed
had afgespoten
you had sprayed
had afgespoten
he/she/it had sprayed
hadden afgespoten
we had sprayed
hadden afgespoten
you all had sprayed
hadden afgespoten
they had sprayed
Future perf.
zal afgespoten hebben
I will have sprayed
zal afgespoten hebben
you will have sprayed
zal afgespoten hebben
he/she/it will have sprayed
zullen afgespoten hebben
we will have sprayed
zullen afgespoten hebben
you all will have sprayed
zullen afgespoten hebben
they will have sprayed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgespoten hebben
I would have sprayed
zou afgespoten hebben
you would have sprayed
zou afgespoten hebben
he/she/it would have sprayed
zouden afgespoten hebben
we would have sprayed
zouden afgespoten hebben
you all would have sprayed
zouden afgespoten hebben
they would have sprayed
Present bijzin tense
afspuit
I spray
afspuit
you spray
afspuit
he/she/it sprays
afspuiten
we spray
afspuiten
you all spray
afspuiten
they spray
Past bijzin tense
afspoot
I sprayed
afspoot
you sprayed
afspoot
he/she/it sprayed
afspoten
we sprayed
afspoten
you all sprayed
afspoten
they sprayed
Future bijzin tense
zal afspuiten
I will spray
zult afspuiten
you will spray
zal afspuiten
he/she/it will spray
zullen afspuiten
we will spray
zullen afspuiten
you all will spray
zullen afspuiten
they will spray
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afspuiten
I would spray
zou afspuiten
you would spray
zou afspuiten
he/she/it would spray
zouden afspuiten
we would spray
zouden afspuiten
you all would spray
zouden afspuiten
they would spray
Subjunctive bijzin mood
afspuite
I spray
afspuite
you spray
afspuite
he/she/it spray
afspuite
we spray
afspuite
you all spray
afspuite
they spray
Du
Ihr
Imperative mood
spuit af
spray
spuit af
spray

Examples of afspuiten

Example in DutchTranslation in English
Ik wil dat je dit hele gebied afspuit.I want you to spray this whole area down.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

affluiten
do
afsluiten
do
afsnuiten
quarry
afspatten
spall
afspitten
do
afstuiten
rebound
bespuiten
spray
inspuiten
inject
opspuiten
spirt

Similar but longer

afspruiten
jump express

Random

afsleuren
do
afsmijten
do
afsnoepen
cream
afsplijten
do
afsplinteren
spall
afspruiten
jump express
afstaan
spray
afstappen
tramp
afsukkelen
do
aftaaien
piss off

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'spray':

None found.
Learning languages?