Afstuiten (to rebound) conjugation

Dutch

Conjugation of afstuiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stuit af
I rebound
stuit af
you rebound
stuit af
he/she/it rebounds
stuiten af
we rebound
stuiten af
you all rebound
stuiten af
they rebound
Present perfect tense
ben afgestuit
I have rebounded
bent afgestuit
you have rebounded
is afgestuit
he/she/it has rebounded
zijn afgestuit
we have rebounded
zijn afgestuit
you all have rebounded
zijn afgestuit
they have rebounded
Past tense
stuitte af
I rebounded
stuitte af
you rebounded
stuitte af
he/she/it rebounded
stuitten af
we rebounded
stuitten af
you all rebounded
stuitten af
they rebounded
Future tense
zal afstuiten
I will rebound
zult afstuiten
you will rebound
zal afstuiten
he/she/it will rebound
zullen afstuiten
we will rebound
zullen afstuiten
you all will rebound
zullen afstuiten
they will rebound
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afstuiten
I would rebound
zou afstuiten
you would rebound
zou afstuiten
he/she/it would rebound
zouden afstuiten
we would rebound
zouden afstuiten
you all would rebound
zouden afstuiten
they would rebound
Subjunctive mood
stuite af
I rebound
stuite af
you rebound
stuite af
he/she/it rebound
stuite af
we rebound
stuite af
you all rebound
stuite af
they rebound
Past perfect tense
was afgestuit
I had rebounded
was afgestuit
you had rebounded
was afgestuit
he/she/it had rebounded
waren afgestuit
we had rebounded
waren afgestuit
you all had rebounded
waren afgestuit
they had rebounded
Future perf.
zal afgestuit zijn
I will have rebounded
zal afgestuit zijn
you will have rebounded
zal afgestuit zijn
he/she/it will have rebounded
zullen afgestuit zijn
we will have rebounded
zullen afgestuit zijn
you all will have rebounded
zullen afgestuit zijn
they will have rebounded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgestuit zijn
I would have rebounded
zou afgestuit zijn
you would have rebounded
zou afgestuit zijn
he/she/it would have rebounded
zouden afgestuit zijn
we would have rebounded
zouden afgestuit zijn
you all would have rebounded
zouden afgestuit zijn
they would have rebounded
Present bijzin tense
afstuit
I rebound
afstuit
you rebound
afstuit
he/she/it rebounds
afstuiten
we rebound
afstuiten
you all rebound
afstuiten
they rebound
Past bijzin tense
afstuitte
I rebounded
afstuitte
you rebounded
afstuitte
he/she/it rebounded
afstuitten
we rebounded
afstuitten
you all rebounded
afstuitten
they rebounded
Future bijzin tense
zal afstuiten
I will rebound
zult afstuiten
you will rebound
zal afstuiten
he/she/it will rebound
zullen afstuiten
we will rebound
zullen afstuiten
you all will rebound
zullen afstuiten
they will rebound
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afstuiten
I would rebound
zou afstuiten
you would rebound
zou afstuiten
he/she/it would rebound
zouden afstuiten
we would rebound
zouden afstuiten
you all would rebound
zouden afstuiten
they would rebound
Subjunctive bijzin mood
afstuite
I rebound
afstuite
you rebound
afstuite
he/she/it rebound
afstuite
we rebound
afstuite
you all rebound
afstuite
they rebound
Du
Ihr
Imperative mood
stuit af
rebound
stuit af
rebound

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

affluiten
do
afsluiten
do
afsnuiten
quarry
afspuiten
spray
afstorten
deposit
afstuiven
blow off

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afschilferen
depict
afspreken
do
afstoffen
dust
afstommelen
do
afstoten
repel
afstralen
do
afstuderen
do
afstuiven
blow off
aftornen
do
aftroeven
ruff

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rebound':

None found.
Learning languages?