Afsporen (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of afsporen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spoor af
I do
spoort af
you do
spoort af
he/she/it does
sporen af
we do
sporen af
you all do
sporen af
they do
Present perfect tense
heb afgespoord
I have done
hebt afgespoord
you have done
heeft afgespoord
he/she/it has done
hebben afgespoord
we have done
hebben afgespoord
you all have done
hebben afgespoord
they have done
Past tense
spoorde af
I did
spoorde af
you did
spoorde af
he/she/it did
spoorden af
we did
spoorden af
you all did
spoorden af
they did
Future tense
zal afsporen
I will do
zult afsporen
you will do
zal afsporen
he/she/it will do
zullen afsporen
we will do
zullen afsporen
you all will do
zullen afsporen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afsporen
I would do
zou afsporen
you would do
zou afsporen
he/she/it would do
zouden afsporen
we would do
zouden afsporen
you all would do
zouden afsporen
they would do
Subjunctive mood
spore af
I do
spore af
you do
spore af
he/she/it do
spore af
we do
spore af
you all do
spore af
they do
Past perfect tense
had afgespoord
I had done
had afgespoord
you had done
had afgespoord
he/she/it had done
hadden afgespoord
we had done
hadden afgespoord
you all had done
hadden afgespoord
they had done
Future perf.
zal afgespoord hebben
I will have done
zal afgespoord hebben
you will have done
zal afgespoord hebben
he/she/it will have done
zullen afgespoord hebben
we will have done
zullen afgespoord hebben
you all will have done
zullen afgespoord hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgespoord hebben
I would have done
zou afgespoord hebben
you would have done
zou afgespoord hebben
he/she/it would have done
zouden afgespoord hebben
we would have done
zouden afgespoord hebben
you all would have done
zouden afgespoord hebben
they would have done
Present bijzin tense
afspoor
I do
afspoort
you do
afspoort
he/she/it does
afsporen
we do
afsporen
you all do
afsporen
they do
Past bijzin tense
afspoorde
I did
afspoorde
you did
afspoorde
he/she/it did
afspoorden
we did
afspoorden
you all did
afspoorden
they did
Future bijzin tense
zal afsporen
I will do
zult afsporen
you will do
zal afsporen
he/she/it will do
zullen afsporen
we will do
zullen afsporen
you all will do
zullen afsporen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afsporen
I would do
zou afsporen
you would do
zou afsporen
he/she/it would do
zouden afsporen
we would do
zouden afsporen
you all would do
zouden afsporen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afspore
I do
afspore
you do
afspore
he/she/it do
afspore
we do
afspore
you all do
afspore
they do
Du
Ihr
Imperative mood
spoor af
do
spoort af
do

Examples of afsporen

Example in DutchTranslation in English
Een rapport opmaken en ons beste spoor af te schrikken?And have them do what? Take a report and scare off our biggest lead?
Kwam tot stilstand en raakte van het spoor af.He's slowed down. He'll be easy to track.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afsmeren
smear
afspaden
do
afspanen
stock removal
afspelen
play
afspeten
do
afstaren
do
afsturen
do
nasporen
track
opsporen
detect

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afseinen
countermand
afsloten
do
afsmeken
do
afsnuffelen
do
afspatten
spall
afspeten
do
afsponzen
sponge
afspreken
do
afstaan
spray
afstikken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?