Afrukken (to do) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of afrukken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ruk af
I do
rukt af
you do
rukt af
he/she/it does
rukken af
we do
rukken af
you all do
rukken af
they do
Present perfect tense
heb afgerukt
I have done
hebt afgerukt
you have done
heeft afgerukt
he/she/it has done
hebben afgerukt
we have done
hebben afgerukt
you all have done
hebben afgerukt
they have done
Past tense
rukte af
I did
rukte af
you did
rukte af
he/she/it did
rukten af
we did
rukten af
you all did
rukten af
they did
Future tense
zal afrukken
I will do
zult afrukken
you will do
zal afrukken
he/she/it will do
zullen afrukken
we will do
zullen afrukken
you all will do
zullen afrukken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afrukken
I would do
zou afrukken
you would do
zou afrukken
he/she/it would do
zouden afrukken
we would do
zouden afrukken
you all would do
zouden afrukken
they would do
Subjunctive mood
rukke af
I do
rukke af
you do
rukke af
he/she/it do
rukke af
we do
rukke af
you all do
rukke af
they do
Past perfect tense
had afgerukt
I had done
had afgerukt
you had done
had afgerukt
he/she/it had done
hadden afgerukt
we had done
hadden afgerukt
you all had done
hadden afgerukt
they had done
Future perf.
zal afgerukt hebben
I will have done
zal afgerukt hebben
you will have done
zal afgerukt hebben
he/she/it will have done
zullen afgerukt hebben
we will have done
zullen afgerukt hebben
you all will have done
zullen afgerukt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgerukt hebben
I would have done
zou afgerukt hebben
you would have done
zou afgerukt hebben
he/she/it would have done
zouden afgerukt hebben
we would have done
zouden afgerukt hebben
you all would have done
zouden afgerukt hebben
they would have done
Present bijzin tense
afruk
I do
afrukt
you do
afrukt
he/she/it does
afrukken
we do
afrukken
you all do
afrukken
they do
Past bijzin tense
afrukte
I did
afrukte
you did
afrukte
he/she/it did
afrukten
we did
afrukten
you all did
afrukten
they did
Future bijzin tense
zal afrukken
I will do
zult afrukken
you will do
zal afrukken
he/she/it will do
zullen afrukken
we will do
zullen afrukken
you all will do
zullen afrukken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afrukken
I would do
zou afrukken
you would do
zou afrukken
he/she/it would do
zouden afrukken
we would do
zouden afrukken
you all would do
zouden afrukken
they would do
Subjunctive bijzin mood
afrukke
I do
afrukke
you do
afrukke
he/she/it do
afrukke
we do
afrukke
you all do
afrukke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
ruk af
do
rukt af
do

Examples of afrukken

Example in DutchTranslation in English
- Een agent afrukken telt niet.Dude, jerking off a doesn't count, man.
- Je weer eens afrukken.Do what you normally do.
Als je kerels afrukken "werken" noemt.Mickey getting married, does that make sense to you?
De mensen waren zich niet aan het afrukken. Wel, ik weet niet wie er naast Angela Lansbury zit.People weren't jerking off when, you know, I don't know who's sitting next to Angela Lansbury.
Dit kan niet gemakkelijk zijn. Een deel van jou wil gewoon mijn gezicht afrukken en het in een vuilnisbak dumpen. Schreeuwen, "blijf uit de buurt van ons", heks.I know this can't be easy, and I'm sure part of you just wants to rip my face off and stuff it down a garbage disposal and scream, "stay away from us, you human wart!" (Sighs)
En laat geen afruk na.And don't leave a mark.
Als je zo met goud bezig bent dat je het van mensen afrukt, waarom zou je het weggooien in je partners keel?If you're so into gold that you pry it off a poor bride's finger, why would you waste it by pouring it down your partner's gullet?
Alsof je een pleister afrukt van m'n hart.The only thing I ask is that when you reject me, just--just do it quick.
En wat jou betreft, we zullen wel eens zien hoe verliefd u op u creaturen bent. Als de Schaduw u het vel van het lichaam afrukt.As for you, we'll see how you enamored of your creations you are when The Shadow is flaying the skin off your back.
Hoe hij z'n krant leest, in z'n neus pulkt, welk glas hij wilt voor thee, welke voor melk... of hij zich afrukt, hoe hij er uit ziet als hij... wanneer hij...How he reads the paper, picks his nose, what glass he likes for tea, what one for milk... If he jerks off, what he looks at when he does.
John heeft oogproblemen omdat hij zich constant afrukt, maar ik denk niet...Now John here has eyesight problems 'cause of his constant masturbation, but I don't think...

More Dutch verbs

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?