Afbakken (to bake) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of afbakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
bak af
I bake
bakt af
you bake
bakt af
he/she/it bakes
bakken af
we bake
bakken af
you all bake
bakken af
they bake
Present perfect tense
heb afgebakken
I have baked
hebt afgebakken
you have baked
heeft afgebakken
he/she/it has baked
hebben afgebakken
we have baked
hebben afgebakken
you all have baked
hebben afgebakken
they have baked
Past tense
bakte af
I baked
bakte af
you baked
bakte af
he/she/it baked
bakten af
we baked
bakten af
you all baked
bakten af
they baked
Future tense
zal afbakken
I will bake
zult afbakken
you will bake
zal afbakken
he/she/it will bake
zullen afbakken
we will bake
zullen afbakken
you all will bake
zullen afbakken
they will bake
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afbakken
I would bake
zou afbakken
you would bake
zou afbakken
he/she/it would bake
zouden afbakken
we would bake
zouden afbakken
you all would bake
zouden afbakken
they would bake
Subjunctive mood
bakke af
I bake
bakke af
you bake
bakke af
he/she/it bake
bakke af
we bake
bakke af
you all bake
bakke af
they bake
Past perfect tense
had afgebakken
I had baked
had afgebakken
you had baked
had afgebakken
he/she/it had baked
hadden afgebakken
we had baked
hadden afgebakken
you all had baked
hadden afgebakken
they had baked
Future perf.
zal afgebakken hebben
I will have baked
zal afgebakken hebben
you will have baked
zal afgebakken hebben
he/she/it will have baked
zullen afgebakken hebben
we will have baked
zullen afgebakken hebben
you all will have baked
zullen afgebakken hebben
they will have baked
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgebakken hebben
I would have baked
zou afgebakken hebben
you would have baked
zou afgebakken hebben
he/she/it would have baked
zouden afgebakken hebben
we would have baked
zouden afgebakken hebben
you all would have baked
zouden afgebakken hebben
they would have baked
Present bijzin tense
afbak
I bake
afbakt
you bake
afbakt
he/she/it bakes
afbakken
we bake
afbakken
you all bake
afbakken
they bake
Past bijzin tense
afbakte
I baked
afbakte
you baked
afbakte
he/she/it baked
afbakten
we baked
afbakten
you all baked
afbakten
they baked
Future bijzin tense
zal afbakken
I will bake
zult afbakken
you will bake
zal afbakken
he/she/it will bake
zullen afbakken
we will bake
zullen afbakken
you all will bake
zullen afbakken
they will bake
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afbakken
I would bake
zou afbakken
you would bake
zou afbakken
he/she/it would bake
zouden afbakken
we would bake
zouden afbakken
you all would bake
zouden afbakken
they would bake
Subjunctive bijzin mood
afbakke
I bake
afbakke
you bake
afbakke
he/she/it bake
afbakke
we bake
afbakke
you all bake
afbakke
they bake
Du
Ihr
Imperative mood
bak af
bake
bakt af
bake

Examples of afbakken

Example in DutchTranslation in English
Dan komt ze binnen en zitten allen rond mooi afgebakken gebraad.Then she will come inside and we'll all sit down to a nice baked ham dinner.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbalken
do
afbekken
do
afbikken
do
afboeken
flush
afbonken
do
afbreken
do
afdekken
cover up
afdokken
do
afhakken
hack
aflakken
do
aflekken
do
aflikken
lick
aflokken
do
afmikken
do
afnokken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'bake':

None found.
Learning languages?