Afnokken (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of afnokken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
nok af
I do
nokt af
you do
nokt af
he/she/it does
nokken af
we do
nokken af
you all do
nokken af
they do
Present perfect tense
ben afgenokt
I have done
bent afgenokt
you have done
is afgenokt
he/she/it has done
zijn afgenokt
we have done
zijn afgenokt
you all have done
zijn afgenokt
they have done
Past tense
nokte af
I did
nokte af
you did
nokte af
he/she/it did
nokten af
we did
nokten af
you all did
nokten af
they did
Future tense
zal afnokken
I will do
zult afnokken
you will do
zal afnokken
he/she/it will do
zullen afnokken
we will do
zullen afnokken
you all will do
zullen afnokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afnokken
I would do
zou afnokken
you would do
zou afnokken
he/she/it would do
zouden afnokken
we would do
zouden afnokken
you all would do
zouden afnokken
they would do
Subjunctive mood
nokke af
I do
nokke af
you do
nokke af
he/she/it do
nokke af
we do
nokke af
you all do
nokke af
they do
Past perfect tense
was afgenokt
I had done
was afgenokt
you had done
was afgenokt
he/she/it had done
waren afgenokt
we had done
waren afgenokt
you all had done
waren afgenokt
they had done
Future perf.
zal afgenokt zijn
I will have done
zal afgenokt zijn
you will have done
zal afgenokt zijn
he/she/it will have done
zullen afgenokt zijn
we will have done
zullen afgenokt zijn
you all will have done
zullen afgenokt zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgenokt zijn
I would have done
zou afgenokt zijn
you would have done
zou afgenokt zijn
he/she/it would have done
zouden afgenokt zijn
we would have done
zouden afgenokt zijn
you all would have done
zouden afgenokt zijn
they would have done
Present bijzin tense
afnok
I do
afnokt
you do
afnokt
he/she/it does
afnokken
we do
afnokken
you all do
afnokken
they do
Past bijzin tense
afnokte
I did
afnokte
you did
afnokte
he/she/it did
afnokten
we did
afnokten
you all did
afnokten
they did
Future bijzin tense
zal afnokken
I will do
zult afnokken
you will do
zal afnokken
he/she/it will do
zullen afnokken
we will do
zullen afnokken
you all will do
zullen afnokken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afnokken
I would do
zou afnokken
you would do
zou afnokken
he/she/it would do
zouden afnokken
we would do
zouden afnokken
you all would do
zouden afnokken
they would do
Subjunctive bijzin mood
afnokke
I do
afnokke
you do
afnokke
he/she/it do
afnokke
we do
afnokke
you all do
afnokke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
nok af
do
nokt af
do

Examples of afnokken

Example in DutchTranslation in English
Een goede "wow", of: "Hoe zeg ik netjes tegen deze joker dat hij moet afnokken"?Good wow or how-do-I-tell- this-joker-to-back-off well?
Ga maar vast naar de disco. Dus zij nokken af. Klaar ?l tell them "Hey, you guys go ahead, l don't feel good.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbakken
bake
afbekken
do
afbikken
do
afdekken
cover up
afdokken
do
afhakken
hack
aflakken
do
aflekken
do
aflikken
lick
aflokken
do
afmikken
do
afpakken
take away
afpikken
do
afrokken
do
afrukken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?