Afgeven (to deliver) conjugation

Dutch
22 examples

Conjugation of afgeven

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
geef af
I deliver
geeft af
you deliver
geeft af
he/she/it delivers
geven af
we deliver
geven af
you all deliver
geven af
they deliver
Present perfect tense
heb afgegeven
I have delivered
hebt afgegeven
you have delivered
heeft afgegeven
he/she/it has delivered
hebben afgegeven
we have delivered
hebben afgegeven
you all have delivered
hebben afgegeven
they have delivered
Past tense
gaf af
I delivered
gaf af
you delivered
gaf af
he/she/it delivered
gaven af
we delivered
gaven af
you all delivered
gaven af
they delivered
Future tense
zal afgeven
I will deliver
zult afgeven
you will deliver
zal afgeven
he/she/it will deliver
zullen afgeven
we will deliver
zullen afgeven
you all will deliver
zullen afgeven
they will deliver
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afgeven
I would deliver
zou afgeven
you would deliver
zou afgeven
he/she/it would deliver
zouden afgeven
we would deliver
zouden afgeven
you all would deliver
zouden afgeven
they would deliver
Subjunctive mood
geve af
I deliver
geve af
you deliver
geve af
he/she/it deliver
geve af
we deliver
geve af
you all deliver
geve af
they deliver
Past perfect tense
had afgegeven
I had delivered
had afgegeven
you had delivered
had afgegeven
he/she/it had delivered
hadden afgegeven
we had delivered
hadden afgegeven
you all had delivered
hadden afgegeven
they had delivered
Future perf.
zal afgegeven hebben
I will have delivered
zal afgegeven hebben
you will have delivered
zal afgegeven hebben
he/she/it will have delivered
zullen afgegeven hebben
we will have delivered
zullen afgegeven hebben
you all will have delivered
zullen afgegeven hebben
they will have delivered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgegeven hebben
I would have delivered
zou afgegeven hebben
you would have delivered
zou afgegeven hebben
he/she/it would have delivered
zouden afgegeven hebben
we would have delivered
zouden afgegeven hebben
you all would have delivered
zouden afgegeven hebben
they would have delivered
Present bijzin tense
afgeef
I deliver
afgeeft
you deliver
afgeeft
he/she/it delivers
afgeven
we deliver
afgeven
you all deliver
afgeven
they deliver
Past bijzin tense
afgaf
I delivered
afgaf
you delivered
afgaf
he/she/it delivered
afgaven
we delivered
afgaven
you all delivered
afgaven
they delivered
Future bijzin tense
zal afgeven
I will deliver
zult afgeven
you will deliver
zal afgeven
he/she/it will deliver
zullen afgeven
we will deliver
zullen afgeven
you all will deliver
zullen afgeven
they will deliver
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afgeven
I would deliver
zou afgeven
you would deliver
zou afgeven
he/she/it would deliver
zouden afgeven
we would deliver
zouden afgeven
you all would deliver
zouden afgeven
they would deliver
Subjunctive bijzin mood
afgeve
I deliver
afgeve
you deliver
afgeve
he/she/it deliver
afgeve
we deliver
afgeve
you all deliver
afgeve
they deliver
Du
Ihr
Imperative mood
geef af
deliver
geeft af
deliver

Examples of afgeven

Example in DutchTranslation in English
- Daarom moet Bender het afgeven.That's why Bender will have to make the actual delivery.
- Gewoon een boodschap afgeven.Just deliver a message.
- Ik kwam deze afgeven.- I had to deliver these.
- Ik moest 't persoonlijk afgeven.My instructions were to deliver that to you personally.
- Ik moet de dossiers persoonlijk afgeven.I need to deliver these files in person.
- Die worden nu afgegeven.It's being delivered as we speak.
- Dit is afgegeven.This was hand-delivered.
- Ik heb hem hier afgegeven.I'm not, I delivered it here!
- Over een opname die Jack Bauer hier zojuist heeft afgegeven.- It's about a recording, sir, that Jack Bauer has just delivered here to CTU.
Alle persoonlijke eigendommen moeten worden afgegeven.All personal items to be delivered, we will.
- Iemand die niet wil dat ik m'n boodschap afgeef.Someone who would not want me to deliver my message.
Ms Hewes wil dat ik het afgeef.Miss Hewes asked me to deliver it personally.
Wil jij... dat ik een boodschap afgeef?You want me... [clears throat] To deliver a message?
- Nee, maar ik voel me beter als je hem afgeeft.- No, but I feel myself improve if you deliver him.
Een foto van jou... in de slee, die het cadeautje afgeeft, om te laten zien hoe het echt gedaan moet worden? Nee.A picture of you, in the sleigh, delivering the gift, to show me how it's really done?
Ik vertel je dit omdat ik wil dat je een boodschap afgeeft.I'm telling you this because I need you to deliver a message.
Ik wil alle spelers er aan herinneren dat uw formulieren volledig ingevuld moeten zijn vooraleer je ze afgeeft op de afdeling D...The Louisiana High School Athletic Association would like to remind all players, your forms must be filled out completely before delivering them to station D...
Ik wil dat je een bericht afgeeft aan Raylan Givens.I need you to deliver a message to Raylan Givens.
Als hij die ergens in Los Angeles afgaf... zouden ze z'n moeder verder met rust laten.Told him if he delivered it to an address in Los Angeles, they wouldn't go back and finish the job on his mother.
Cary zei dat hij de cocaïne bij u afgaf.- Cary said - that he delivered the cocaine to you.
Colleen tekende voor een pakje die jij afgaf om 20:14, een uur voor haar dood.Colleen signed for a package that you delivered at 8:14, an hour before she was dead.
Dat ik het dossier afgaf!That I delivered the file !

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgeren
do
afroven
do
afzeven
do
begeven
go
ingeven
do
nageven
admit
omgeven
surround
opgeven
give up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'deliver':

None found.
Learning languages?