Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

afdienen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of afdienen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
dien af
I do
dient af
you do
dient af
he/she/it does
dienen af
we do
dienen af
you all do
dienen af
they do
Present perfect tense
heb afgediend
I have done
hebt afgediend
you have done
heeft afgediend
he/she/it has done
hebben afgediend
we have done
hebben afgediend
you all have done
hebben afgediend
they have done
Past tense
diende af
I did
diende af
you did
diende af
he/she/it did
dienden af
we did
dienden af
you all did
dienden af
they did
Future tense
zal afdienen
I will do
zult afdienen
you will do
zal afdienen
he/she/it will do
zullen afdienen
we will do
zullen afdienen
you all will do
zullen afdienen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afdienen
I would do
zou afdienen
you would do
zou afdienen
he/she/it would do
zouden afdienen
we would do
zouden afdienen
you all would do
zouden afdienen
they would do
Subjunctive mood
diene af
I do
diene af
you do
diene af
he/she/it do
diene af
we do
diene af
you all do
diene af
they do
Past perfect tense
had afgediend
I had done
had afgediend
you had done
had afgediend
he/she/it had done
hadden afgediend
we had done
hadden afgediend
you all had done
hadden afgediend
they had done
Future perf.
zal afgediend hebben
I will have done
zal afgediend hebben
you will have done
zal afgediend hebben
he/she/it will have done
zullen afgediend hebben
we will have done
zullen afgediend hebben
you all will have done
zullen afgediend hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgediend hebben
I would have done
zou afgediend hebben
you would have done
zou afgediend hebben
he/she/it would have done
zouden afgediend hebben
we would have done
zouden afgediend hebben
you all would have done
zouden afgediend hebben
they would have done
Present bijzin tense
afdien
I do
afdient
you do
afdient
he/she/it does
afdienen
we do
afdienen
you all do
afdienen
they do
Past bijzin tense
afdiende
I did
afdiende
you did
afdiende
he/she/it did
afdienden
we did
afdienden
you all did
afdienden
they did
Future bijzin tense
zal afdienen
I will do
zult afdienen
you will do
zal afdienen
he/she/it will do
zullen afdienen
we will do
zullen afdienen
you all will do
zullen afdienen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afdienen
I would do
zou afdienen
you would do
zou afdienen
he/she/it would do
zouden afdienen
we would do
zouden afdienen
you all would do
zouden afdienen
they would do
Subjunctive bijzin mood
afdiene
I do
afdiene
you do
afdiene
he/she/it do
afdiene
we do
afdiene
you all do
afdiene
they do
Du
Ihr
Imperative mood
dien af
do
dient af
do