Aanvuren (to animate) conjugation

Dutch

Conjugation of aanvuren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vuur aan
I animate
vuurt aan
you animate
vuurt aan
he/she/it animates
vuren aan
we animate
vuren aan
you all animate
vuren aan
they animate
Present perfect tense
heb aangevuurd
I have animated
hebt aangevuurd
you have animated
heeft aangevuurd
he/she/it has animated
hebben aangevuurd
we have animated
hebben aangevuurd
you all have animated
hebben aangevuurd
they have animated
Past tense
vuurde aan
I animated
vuurde aan
you animated
vuurde aan
he/she/it animated
vuurden aan
we animated
vuurden aan
you all animated
vuurden aan
they animated
Future tense
zal aanvuren
I will animate
zult aanvuren
you will animate
zal aanvuren
he/she/it will animate
zullen aanvuren
we will animate
zullen aanvuren
you all will animate
zullen aanvuren
they will animate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanvuren
I would animate
zou aanvuren
you would animate
zou aanvuren
he/she/it would animate
zouden aanvuren
we would animate
zouden aanvuren
you all would animate
zouden aanvuren
they would animate
Subjunctive mood
vure aan
I animate
vure aan
you animate
vure aan
he/she/it animate
vure aan
we animate
vure aan
you all animate
vure aan
they animate
Past perfect tense
had aangevuurd
I had animated
had aangevuurd
you had animated
had aangevuurd
he/she/it had animated
hadden aangevuurd
we had animated
hadden aangevuurd
you all had animated
hadden aangevuurd
they had animated
Future perf.
zal aangevuurd hebben
I will have animated
zal aangevuurd hebben
you will have animated
zal aangevuurd hebben
he/she/it will have animated
zullen aangevuurd hebben
we will have animated
zullen aangevuurd hebben
you all will have animated
zullen aangevuurd hebben
they will have animated
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangevuurd hebben
I would have animated
zou aangevuurd hebben
you would have animated
zou aangevuurd hebben
he/she/it would have animated
zouden aangevuurd hebben
we would have animated
zouden aangevuurd hebben
you all would have animated
zouden aangevuurd hebben
they would have animated
Present bijzin tense
aanvuur
I animate
aanvuurt
you animate
aanvuurt
he/she/it animates
aanvuren
we animate
aanvuren
you all animate
aanvuren
they animate
Past bijzin tense
aanvuurde
I animated
aanvuurde
you animated
aanvuurde
he/she/it animated
aanvuurden
we animated
aanvuurden
you all animated
aanvuurden
they animated
Future bijzin tense
zal aanvuren
I will animate
zult aanvuren
you will animate
zal aanvuren
he/she/it will animate
zullen aanvuren
we will animate
zullen aanvuren
you all will animate
zullen aanvuren
they will animate
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanvuren
I would animate
zou aanvuren
you would animate
zou aanvuren
he/she/it would animate
zouden aanvuren
we would animate
zouden aanvuren
you all would animate
zouden aanvuren
they would animate
Subjunctive bijzin mood
aanvure
I animate
aanvure
you animate
aanvure
he/she/it animate
aanvure
we animate
aanvure
you all animate
aanvure
they animate
Du
Ihr
Imperative mood
vuur aan
animate
vuurt aan
animate

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aanboren
do
aanhoren
listen to
aanleren
learn
aanmeren
berth
aanturen
do
aanvaren
convey in ships
aanvegen
challenge
aanzuren
acidify

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'animate':

None found.
Learning languages?