Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aanstoken

to abet

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aanstoken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stook aan
I abet
stookt aan
you abet
stookt aan
he/she/it abets
stoken aan
we abet
stoken aan
you all abet
stoken aan
they abet
Present perfect tense
heb aangestookt
I have abetted
hebt aangestookt
you have abetted
heeft aangestookt
he/she/it has abetted
hebben aangestookt
we have abetted
hebben aangestookt
you all have abetted
hebben aangestookt
they have abetted
Past tense
stookte aan
I abetted
stookte aan
you abetted
stookte aan
he/she/it abetted
stookten aan
we abetted
stookten aan
you all abetted
stookten aan
they abetted
Future tense
zal aanstoken
I will abet
zult aanstoken
you will abet
zal aanstoken
he/she/it will abet
zullen aanstoken
we will abet
zullen aanstoken
you all will abet
zullen aanstoken
they will abet
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanstoken
I would abet
zou aanstoken
you would abet
zou aanstoken
he/she/it would abet
zouden aanstoken
we would abet
zouden aanstoken
you all would abet
zouden aanstoken
they would abet
Subjunctive mood
stoke aan
I abet
stoke aan
you abet
stoke aan
he/she/it abet
stoke aan
we abet
stoke aan
you all abet
stoke aan
they abet
Past perfect tense
had aangestookt
I had abetted
had aangestookt
you had abetted
had aangestookt
he/she/it had abetted
hadden aangestookt
we had abetted
hadden aangestookt
you all had abetted
hadden aangestookt
they had abetted
Future perf.
zal aangestookt hebben
I will have abetted
zal aangestookt hebben
you will have abetted
zal aangestookt hebben
he/she/it will have abetted
zullen aangestookt hebben
we will have abetted
zullen aangestookt hebben
you all will have abetted
zullen aangestookt hebben
they will have abetted
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangestookt hebben
I would have abetted
zou aangestookt hebben
you would have abetted
zou aangestookt hebben
he/she/it would have abetted
zouden aangestookt hebben
we would have abetted
zouden aangestookt hebben
you all would have abetted
zouden aangestookt hebben
they would have abetted
Present bijzin tense
aanstook
I abet
aanstookt
you abet
aanstookt
he/she/it abets
aanstoken
we abet
aanstoken
you all abet
aanstoken
they abet
Past bijzin tense
aanstookte
I abetted
aanstookte
you abetted
aanstookte
he/she/it abetted
aanstookten
we abetted
aanstookten
you all abetted
aanstookten
they abetted
Future bijzin tense
zal aanstoken
I will abet
zult aanstoken
you will abet
zal aanstoken
he/she/it will abet
zullen aanstoken
we will abet
zullen aanstoken
you all will abet
zullen aanstoken
they will abet
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanstoken
I would abet
zou aanstoken
you would abet
zou aanstoken
he/she/it would abet
zouden aanstoken
we would abet
zouden aanstoken
you all would abet
zouden aanstoken
they would abet
Subjunctive bijzin mood
aanstoke
I abet
aanstoke
you abet
aanstoke
he/she/it abet
aanstoke
we abet
aanstoke
you all abet
aanstoke
they abet
Du
Ihr
Imperative mood
stook aan
abet
stookt aan
abet

Further details about this page

LOCATION