Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

aanspeten

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of aanspeten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
speet aan
I do
speet aan
you do
speet aan
he/she/it does
speten aan
we do
speten aan
you all do
speten aan
they do
Present perfect tense
heb aangespeet
I have done
hebt aangespeet
you have done
heeft aangespeet
he/she/it has done
hebben aangespeet
we have done
hebben aangespeet
you all have done
hebben aangespeet
they have done
Past tense
speette aan
I did
speette aan
you did
speette aan
he/she/it did
speetten aan
we did
speetten aan
you all did
speetten aan
they did
Future tense
zal aanspeten
I will do
zult aanspeten
you will do
zal aanspeten
he/she/it will do
zullen aanspeten
we will do
zullen aanspeten
you all will do
zullen aanspeten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanspeten
I would do
zou aanspeten
you would do
zou aanspeten
he/she/it would do
zouden aanspeten
we would do
zouden aanspeten
you all would do
zouden aanspeten
they would do
Subjunctive mood
spete aan
I do
spete aan
you do
spete aan
he/she/it do
spete aan
we do
spete aan
you all do
spete aan
they do
Past perfect tense
had aangespeet
I had done
had aangespeet
you had done
had aangespeet
he/she/it had done
hadden aangespeet
we had done
hadden aangespeet
you all had done
hadden aangespeet
they had done
Future perf.
zal aangespeet hebben
I will have done
zal aangespeet hebben
you will have done
zal aangespeet hebben
he/she/it will have done
zullen aangespeet hebben
we will have done
zullen aangespeet hebben
you all will have done
zullen aangespeet hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangespeet hebben
I would have done
zou aangespeet hebben
you would have done
zou aangespeet hebben
he/she/it would have done
zouden aangespeet hebben
we would have done
zouden aangespeet hebben
you all would have done
zouden aangespeet hebben
they would have done
Present bijzin tense
aanspeet
I do
aanspeet
you do
aanspeet
he/she/it does
aanspeten
we do
aanspeten
you all do
aanspeten
they do
Past bijzin tense
aanspeette
I did
aanspeette
you did
aanspeette
he/she/it did
aanspeetten
we did
aanspeetten
you all did
aanspeetten
they did
Future bijzin tense
zal aanspeten
I will do
zult aanspeten
you will do
zal aanspeten
he/she/it will do
zullen aanspeten
we will do
zullen aanspeten
you all will do
zullen aanspeten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanspeten
I would do
zou aanspeten
you would do
zou aanspeten
he/she/it would do
zouden aanspeten
we would do
zouden aanspeten
you all would do
zouden aanspeten
they would do
Subjunctive bijzin mood
aanspete
I do
aanspete
you do
aanspete
he/she/it do
aanspete
we do
aanspete
you all do
aanspete
they do
Du
Ihr
Imperative mood
speet aan
do
speet aan
do

Further details about this page

LOCATION