Aanlopen (to ogle) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of aanlopen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
loop aan
I ogle
loopt aan
you ogle
loopt aan
he/she/it ogles
lopen aan
we ogle
lopen aan
you all ogle
lopen aan
they ogle
Present perfect tense
heb aangelopen
I have ogled
hebt aangelopen
you have ogled
heeft aangelopen
he/she/it has ogled
hebben aangelopen
we have ogled
hebben aangelopen
you all have ogled
hebben aangelopen
they have ogled
Past tense
liep aan
I ogled
liep aan
you ogled
liep aan
he/she/it ogled
liepen aan
we ogled
liepen aan
you all ogled
liepen aan
they ogled
Future tense
zal aanlopen
I will ogle
zult aanlopen
you will ogle
zal aanlopen
he/she/it will ogle
zullen aanlopen
we will ogle
zullen aanlopen
you all will ogle
zullen aanlopen
they will ogle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou aanlopen
I would ogle
zou aanlopen
you would ogle
zou aanlopen
he/she/it would ogle
zouden aanlopen
we would ogle
zouden aanlopen
you all would ogle
zouden aanlopen
they would ogle
Subjunctive mood
lope aan
I ogle
lope aan
you ogle
lope aan
he/she/it ogle
lope aan
we ogle
lope aan
you all ogle
lope aan
they ogle
Past perfect tense
had aangelopen
I had ogled
had aangelopen
you had ogled
had aangelopen
he/she/it had ogled
hadden aangelopen
we had ogled
hadden aangelopen
you all had ogled
hadden aangelopen
they had ogled
Future perf.
zal aangelopen hebben
I will have ogled
zal aangelopen hebben
you will have ogled
zal aangelopen hebben
he/she/it will have ogled
zullen aangelopen hebben
we will have ogled
zullen aangelopen hebben
you all will have ogled
zullen aangelopen hebben
they will have ogled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou aangelopen hebben
I would have ogled
zou aangelopen hebben
you would have ogled
zou aangelopen hebben
he/she/it would have ogled
zouden aangelopen hebben
we would have ogled
zouden aangelopen hebben
you all would have ogled
zouden aangelopen hebben
they would have ogled
Present bijzin tense
aanloop
I ogle
aanloopt
you ogle
aanloopt
he/she/it ogles
aanlopen
we ogle
aanlopen
you all ogle
aanlopen
they ogle
Past bijzin tense
aanliep
I ogled
aanliep
you ogled
aanliep
he/she/it ogled
aanliepen
we ogled
aanliepen
you all ogled
aanliepen
they ogled
Future bijzin tense
zal aanlopen
I will ogle
zult aanlopen
you will ogle
zal aanlopen
he/she/it will ogle
zullen aanlopen
we will ogle
zullen aanlopen
you all will ogle
zullen aanlopen
they will ogle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou aanlopen
I would ogle
zou aanlopen
you would ogle
zou aanlopen
he/she/it would ogle
zouden aanlopen
we would ogle
zouden aanlopen
you all would ogle
zouden aanlopen
they would ogle
Subjunctive bijzin mood
aanlope
I ogle
aanlope
you ogle
aanlope
he/she/it ogle
aanlope
we ogle
aanlope
you all ogle
aanlope
they ogle
Du
Ihr
Imperative mood
loop aan
ogle
loopt aan
ogle

Examples of aanlopen

Example in DutchTranslation in English
Je weet dat Google nogal achter de feiten aanloopt, hè?You know, Google's kind of five minutes ago, right?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

aangapen
concern
aanhopen
do
aankopen
purchase
aanladen
gall
aanlaten
leave on
aanleren
learn
aanloden
do
afslopen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'ogle':

None found.
Learning languages?