Opfokken (to breed) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of opfokken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fok op
I breed
fokt op
you breed
fokt op
he/she/it breeds
fokken op
we breed
fokken op
you all breed
fokken op
they breed
Present perfect tense
heb opgefokt
I have bred
hebt opgefokt
you have bred
heeft opgefokt
he/she/it has bred
hebben opgefokt
we have bred
hebben opgefokt
you all have bred
hebben opgefokt
they have bred
Past tense
fokte op
I bred
fokte op
you bred
fokte op
he/she/it bred
fokten op
we bred
fokten op
you all bred
fokten op
they bred
Future tense
zal opfokken
I will breed
zult opfokken
you will breed
zal opfokken
he/she/it will breed
zullen opfokken
we will breed
zullen opfokken
you all will breed
zullen opfokken
they will breed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opfokken
I would breed
zou opfokken
you would breed
zou opfokken
he/she/it would breed
zouden opfokken
we would breed
zouden opfokken
you all would breed
zouden opfokken
they would breed
Subjunctive mood
fokke op
I breed
fokke op
you breed
fokke op
he/she/it breed
fokke op
we breed
fokke op
you all breed
fokke op
they breed
Past perfect tense
had opgefokt
I had bred
had opgefokt
you had bred
had opgefokt
he/she/it had bred
hadden opgefokt
we had bred
hadden opgefokt
you all had bred
hadden opgefokt
they had bred
Future perf.
zal opgefokt hebben
I will have bred
zal opgefokt hebben
you will have bred
zal opgefokt hebben
he/she/it will have bred
zullen opgefokt hebben
we will have bred
zullen opgefokt hebben
you all will have bred
zullen opgefokt hebben
they will have bred
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgefokt hebben
I would have bred
zou opgefokt hebben
you would have bred
zou opgefokt hebben
he/she/it would have bred
zouden opgefokt hebben
we would have bred
zouden opgefokt hebben
you all would have bred
zouden opgefokt hebben
they would have bred
Present bijzin tense
opfok
I breed
opfokt
you breed
opfokt
he/she/it breeds
opfokken
we breed
opfokken
you all breed
opfokken
they breed
Past bijzin tense
opfokte
I bred
opfokte
you bred
opfokte
he/she/it bred
opfokten
we bred
opfokten
you all bred
opfokten
they bred
Future bijzin tense
zal opfokken
I will breed
zult opfokken
you will breed
zal opfokken
he/she/it will breed
zullen opfokken
we will breed
zullen opfokken
you all will breed
zullen opfokken
they will breed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opfokken
I would breed
zou opfokken
you would breed
zou opfokken
he/she/it would breed
zouden opfokken
we would breed
zouden opfokken
you all would breed
zouden opfokken
they would breed
Subjunctive bijzin mood
opfokke
I breed
opfokke
you breed
opfokke
he/she/it breed
opfokke
we breed
opfokke
you all breed
opfokke
they breed
Du
Ihr
Imperative mood
fok op
breed
fokt op
breed

Examples of opfokken

Example in DutchTranslation in English
We moeten hem opfokken.we must breed him.
Ze bluffen er over aan tafel alsof het zwarte slaven zijn die ze opfokte.They boast at table about it as if they were black slaves they'd bred up.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

opbakken
veneer
opdekken
upstand ranges
opdokken
loosen up
ophakken
bluff
ophikken
do
ophokken
do
oplikken
lick
oppakken
do
oppikken
pick
oprekken
stretch
oprukken
advance
opwekken
stimulate
opzakken
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opblazen
blow up
openknippen
cut open
openmaken
do
openstaan
be open
operationaliseren
operationalize
opereren
operate
opflakkeren
flare up
opflitsen
do
opfrissen
freshen
opkalefateren
patch up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'breed':

None found.
Learning languages?