Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Zigzaggen (to zigzag) conjugation

Dutch
17 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zigzag
zigzagt
zigzagt
zigzaggen
zigzaggen
zigzaggen
Present perfect tense
heb gezigzagd
hebt gezigzagd
heeft gezigzagd
hebben gezigzagd
hebben gezigzagd
hebben gezigzagd
Past tense
zigzagde
zigzagde
zigzagde
zigzagden
zigzagden
zigzagden
Future tense
zal zigzaggen
zult zigzaggen
zal zigzaggen
zullen zigzaggen
zullen zigzaggen
zullen zigzaggen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zigzaggen
zou zigzaggen
zou zigzaggen
zouden zigzaggen
zouden zigzaggen
zouden zigzaggen
Subjunctive mood
zigzagge
zigzagge
zigzagge
zigzagge
zigzagge
zigzagge
Past perfect tense
had gezigzagd
had gezigzagd
had gezigzagd
hadden gezigzagd
hadden gezigzagd
hadden gezigzagd
Future perf.
zal gezigzagd hebben
zal gezigzagd hebben
zal gezigzagd hebben
zullen gezigzagd hebben
zullen gezigzagd hebben
zullen gezigzagd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gezigzagd hebben
zou gezigzagd hebben
zou gezigzagd hebben
zouden gezigzagd hebben
zouden gezigzagd hebben
zouden gezigzagd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
zigzag
zigzagt

Examples of zigzaggen

Example in DutchTranslation in English
- Beka, zigzaggen.Track them. Beka, zigzag.
- Maak zigzaggen, ok?- Run in zigzags, ok?
- Niet zigzaggen.- Negative zigzag.
-Ik zag hun achterlichten zigzaggen.Well, those guys' tail lights zigzagging all over the road...
Als er een achter je aan komt, moet je zigzaggen.If one comes after ya, you gotta zigzag.
* And then a zigzag step, slide lean it left, clap three times# And then a zigzag step, slide lean it left, clap three times
* One-footed 180 twist and then a zigzag, step, slide# One-footed 180 twist and then a zigzag, step, slide
- Ik zigzag ze wel.I'll give it a nice zigzag stitch.
- In zigzag verder graven.- We'll zigzag from here.
- Ja, maar kijk eens naar het patroon... Dat lijkt op een zigzag.Yeah, but look at the pattern, sort of a zigzag?
- Dat stomme ding zigzagt alleen maar.- That thing's running a zigzag course.
Als je snel genoeg zigzagt versla je de computer.If you zigzag fast enough you can beat the computer.
Hij zigzagt niet en vaart bij ons vandaan.He doesn't zigzag, and he holds course away from us.
Hij vloog door de lucht en flitste drie keer naar mij en zigzagde en schoot weg.And it was going across the sky, and it flashed three times at me and zigzagged and whizzed off.
Laat de destroyers zigzaggend naar Pearl terugvaren.Order the destroyers back to Pearl at best possible speed, zigzagging.
We dachten dat we snel genoeg waren om aanvallen te overleven. We vertrouwden op snelheid en zigzaggend varen, zoals altijd.We thought we were fast enough to survive anything, so it was speed and zigzagging, you know, which is the usual thing.
Ze vroegen zich af waarom ik zigzaggend .They were wondering why I was zigzagging.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

wrochten
do
xeroxen
xerox
zeilen
sail
zeveren
slaver
zichten
do
ziften
sieve
zijgen
slump
zijn
be
zinspelen
allude
zuiveren
purify

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'zigzag':

None found.