Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitzwellen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitzwellen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zwel uit
I do
zwelt uit
you do
zwelt uit
he/she/it does
zwellen uit
we do
zwellen uit
you all do
zwellen uit
they do
Present perfect tense
ben uitgezwollen
I have done
bent uitgezwollen
you have done
is uitgezwollen
he/she/it has done
zijn uitgezwollen
we have done
zijn uitgezwollen
you all have done
zijn uitgezwollen
they have done
Past tense
zwol uit
I did
zwol uit
you did
zwol uit
he/she/it did
zwollen uit
we did
zwollen uit
you all did
zwollen uit
they did
Future tense
zal uitzwellen
I will do
zult uitzwellen
you will do
zal uitzwellen
he/she/it will do
zullen uitzwellen
we will do
zullen uitzwellen
you all will do
zullen uitzwellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitzwellen
I would do
zou uitzwellen
you would do
zou uitzwellen
he/she/it would do
zouden uitzwellen
we would do
zouden uitzwellen
you all would do
zouden uitzwellen
they would do
Subjunctive mood
zwelle uit
I do
zwelle uit
you do
zwelle uit
he/she/it do
zwelle uit
we do
zwelle uit
you all do
zwelle uit
they do
Past perfect tense
was uitgezwollen
I had done
was uitgezwollen
you had done
was uitgezwollen
he/she/it had done
waren uitgezwollen
we had done
waren uitgezwollen
you all had done
waren uitgezwollen
they had done
Future perf.
zal uitgezwollen zijn
I will have done
zal uitgezwollen zijn
you will have done
zal uitgezwollen zijn
he/she/it will have done
zullen uitgezwollen zijn
we will have done
zullen uitgezwollen zijn
you all will have done
zullen uitgezwollen zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgezwollen zijn
I would have done
zou uitgezwollen zijn
you would have done
zou uitgezwollen zijn
he/she/it would have done
zouden uitgezwollen zijn
we would have done
zouden uitgezwollen zijn
you all would have done
zouden uitgezwollen zijn
they would have done
Present bijzin tense
uitzwel
I do
uitzwelt
you do
uitzwelt
he/she/it does
uitzwellen
we do
uitzwellen
you all do
uitzwellen
they do
Past bijzin tense
uitzwol
I did
uitzwol
you did
uitzwol
he/she/it did
uitzwollen
we did
uitzwollen
you all did
uitzwollen
they did
Future bijzin tense
zal uitzwellen
I will do
zult uitzwellen
you will do
zal uitzwellen
he/she/it will do
zullen uitzwellen
we will do
zullen uitzwellen
you all will do
zullen uitzwellen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitzwellen
I would do
zou uitzwellen
you would do
zou uitzwellen
he/she/it would do
zouden uitzwellen
we would do
zouden uitzwellen
you all would do
zouden uitzwellen
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitzwelle
I do
uitzwelle
you do
uitzwelle
he/she/it do
uitzwelle
we do
uitzwelle
you all do
uitzwelle
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zwel uit
do
zwelt uit
do