Uitreiken (to rain out) conjugation

Dutch

Conjugation of uitreiken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
reik uit
I rain out
reikt uit
you rain out
reikt uit
he/she/it rains out
reiken uit
we rain out
reiken uit
you all rain out
reiken uit
they rain out
Present perfect tense
heb uitgereikt
I have rained out
hebt uitgereikt
you have rained out
heeft uitgereikt
he/she/it has rained out
hebben uitgereikt
we have rained out
hebben uitgereikt
you all have rained out
hebben uitgereikt
they have rained out
Past tense
reikte uit
I rained out
reikte uit
you rained out
reikte uit
he/she/it rained out
reikten uit
we rained out
reikten uit
you all rained out
reikten uit
they rained out
Future tense
zal uitreiken
I will rain out
zult uitreiken
you will rain out
zal uitreiken
he/she/it will rain out
zullen uitreiken
we will rain out
zullen uitreiken
you all will rain out
zullen uitreiken
they will rain out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitreiken
I would rain out
zou uitreiken
you would rain out
zou uitreiken
he/she/it would rain out
zouden uitreiken
we would rain out
zouden uitreiken
you all would rain out
zouden uitreiken
they would rain out
Subjunctive mood
reike uit
I rain out
reike uit
you rain out
reike uit
he/she/it rain out
reike uit
we rain out
reike uit
you all rain out
reike uit
they rain out
Past perfect tense
had uitgereikt
I had rained out
had uitgereikt
you had rained out
had uitgereikt
he/she/it had rained out
hadden uitgereikt
we had rained out
hadden uitgereikt
you all had rained out
hadden uitgereikt
they had rained out
Future perf.
zal uitgereikt hebben
I will have rained out
zal uitgereikt hebben
you will have rained out
zal uitgereikt hebben
he/she/it will have rained out
zullen uitgereikt hebben
we will have rained out
zullen uitgereikt hebben
you all will have rained out
zullen uitgereikt hebben
they will have rained out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgereikt hebben
I would have rained out
zou uitgereikt hebben
you would have rained out
zou uitgereikt hebben
he/she/it would have rained out
zouden uitgereikt hebben
we would have rained out
zouden uitgereikt hebben
you all would have rained out
zouden uitgereikt hebben
they would have rained out
Present bijzin tense
uitreik
I rain out
uitreikt
you rain out
uitreikt
he/she/it rains out
uitreiken
we rain out
uitreiken
you all rain out
uitreiken
they rain out
Past bijzin tense
uitreikte
I rained out
uitreikte
you rained out
uitreikte
he/she/it rained out
uitreikten
we rained out
uitreikten
you all rained out
uitreikten
they rained out
Future bijzin tense
zal uitreiken
I will rain out
zult uitreiken
you will rain out
zal uitreiken
he/she/it will rain out
zullen uitreiken
we will rain out
zullen uitreiken
you all will rain out
zullen uitreiken
they will rain out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitreiken
I would rain out
zou uitreiken
you would rain out
zou uitreiken
he/she/it would rain out
zouden uitreiken
we would rain out
zouden uitreiken
you all would rain out
zouden uitreiken
they would rain out
Subjunctive bijzin mood
uitreike
I rain out
uitreike
you rain out
uitreike
he/she/it rain out
uitreike
we rain out
uitreike
you all rain out
uitreike
they rain out
Du
Ihr
Imperative mood
reik uit
rain out
reikt uit
rain out

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitbuiken
do
uitrekken
lengthen
uitrennen
run out
uitrukken
sally forth

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rain out':

None found.
Learning languages?