Toehoren (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of toehoren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hoor toe
I do
hoort toe
you do
hoort toe
he/she/it does
horen toe
we do
horen toe
you all do
horen toe
they do
Present perfect tense
heb toegehoord
I have done
hebt toegehoord
you have done
heeft toegehoord
he/she/it has done
hebben toegehoord
we have done
hebben toegehoord
you all have done
hebben toegehoord
they have done
Past tense
hoorde toe
I did
hoorde toe
you did
hoorde toe
he/she/it did
hoorden toe
we did
hoorden toe
you all did
hoorden toe
they did
Future tense
zal toehoren
I will do
zult toehoren
you will do
zal toehoren
he/she/it will do
zullen toehoren
we will do
zullen toehoren
you all will do
zullen toehoren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou toehoren
I would do
zou toehoren
you would do
zou toehoren
he/she/it would do
zouden toehoren
we would do
zouden toehoren
you all would do
zouden toehoren
they would do
Subjunctive mood
hore toe
I do
hore toe
you do
hore toe
he/she/it do
hore toe
we do
hore toe
you all do
hore toe
they do
Past perfect tense
had toegehoord
I had done
had toegehoord
you had done
had toegehoord
he/she/it had done
hadden toegehoord
we had done
hadden toegehoord
you all had done
hadden toegehoord
they had done
Future perf.
zal toegehoord hebben
I will have done
zal toegehoord hebben
you will have done
zal toegehoord hebben
he/she/it will have done
zullen toegehoord hebben
we will have done
zullen toegehoord hebben
you all will have done
zullen toegehoord hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou toegehoord hebben
I would have done
zou toegehoord hebben
you would have done
zou toegehoord hebben
he/she/it would have done
zouden toegehoord hebben
we would have done
zouden toegehoord hebben
you all would have done
zouden toegehoord hebben
they would have done
Present bijzin tense
toehoor
I do
toehoort
you do
toehoort
he/she/it does
toehoren
we do
toehoren
you all do
toehoren
they do
Past bijzin tense
toehoorde
I did
toehoorde
you did
toehoorde
he/she/it did
toehoorden
we did
toehoorden
you all did
toehoorden
they did
Future bijzin tense
zal toehoren
I will do
zult toehoren
you will do
zal toehoren
he/she/it will do
zullen toehoren
we will do
zullen toehoren
you all will do
zullen toehoren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou toehoren
I would do
zou toehoren
you would do
zou toehoren
he/she/it would do
zouden toehoren
we would do
zouden toehoren
you all would do
zouden toehoren
they would do
Subjunctive bijzin mood
toehore
I do
toehore
you do
toehore
he/she/it do
toehore
we do
toehore
you all do
toehore
they do
Du
Ihr
Imperative mood
hoor to
do
hoort t
do

Examples of toehoren

Example in DutchTranslation in English
Ik moest toehoren hoe mooi hij het vond dat de Twin Towers instorten.I had to hear how much he enjoyed watching the Twin Towers come down.
Ik denkdat Mijn lichaam me niet toehoort.l feel my body doesn't belong to me.
Ja, had ik geweten dat het toehoorde aan Nasse House, ik was daar aangemeerd, maar ik deed het niet .Yes, and had I known it belonged to Nasse House, I should have come ashore there, but I didn't.
Zelfs als ze was, ze wordt beschuldigd van het wissen van een corporate-server en het stelen van een harde schijf die haar niet toehoorde.Even if she were, the defendant is accused of wiping a corporate server and stealing a hard drive that did not belong to her.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

toehalen
do
toekeren
turn
toeteren
toot

Similar but longer

toebehoren
belong to

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?