Spikkelen (to speckle) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of spikkelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
spikkel
I speckle
spikkelt
you speckle
spikkelt
he/she/it speckles
spikkelen
we speckle
spikkelen
you all speckle
spikkelen
they speckle
Present perfect tense
heb gespikkeld
I have speckled
hebt gespikkeld
you have speckled
heeft gespikkeld
he/she/it has speckled
hebben gespikkeld
we have speckled
hebben gespikkeld
you all have speckled
hebben gespikkeld
they have speckled
Past tense
spikkelde
I speckled
spikkelde
you speckled
spikkelde
he/she/it speckled
spikkelden
we speckled
spikkelden
you all speckled
spikkelden
they speckled
Future tense
zal spikkelen
I will speckle
zult spikkelen
you will speckle
zal spikkelen
he/she/it will speckle
zullen spikkelen
we will speckle
zullen spikkelen
you all will speckle
zullen spikkelen
they will speckle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou spikkelen
I would speckle
zou spikkelen
you would speckle
zou spikkelen
he/she/it would speckle
zouden spikkelen
we would speckle
zouden spikkelen
you all would speckle
zouden spikkelen
they would speckle
Subjunctive mood
spikkele
I speckle
spikkele
you speckle
spikkele
he/she/it speckle
spikkele
we speckle
spikkele
you all speckle
spikkele
they speckle
Past perfect tense
had gespikkeld
I had speckled
had gespikkeld
you had speckled
had gespikkeld
he/she/it had speckled
hadden gespikkeld
we had speckled
hadden gespikkeld
you all had speckled
hadden gespikkeld
they had speckled
Future perf.
zal gespikkeld hebben
I will have speckled
zal gespikkeld hebben
you will have speckled
zal gespikkeld hebben
he/she/it will have speckled
zullen gespikkeld hebben
we will have speckled
zullen gespikkeld hebben
you all will have speckled
zullen gespikkeld hebben
they will have speckled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gespikkeld hebben
I would have speckled
zou gespikkeld hebben
you would have speckled
zou gespikkeld hebben
he/she/it would have speckled
zouden gespikkeld hebben
we would have speckled
zouden gespikkeld hebben
you all would have speckled
zouden gespikkeld hebben
they would have speckled
Du
Ihr
Imperative mood
spikkel
speckle
spikkelt
speckle

Examples of spikkelen

Example in DutchTranslation in English
Hij keek uit naar de vlakten die zich voor zijn ogen uitstrekken... gespikkeld door vuren.He looked at the plains stretching out before his eyes, all speckled by fires.
Toen hij de andere kant van het bos bereikte... hij kwam bij een grote stromende rivier, dansende met gespikkeld licht.When he reached the far side of the wood, he came to a large flowing river, dancing with speckled light.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

prikkelen
abet
sjokkelen
do
smikkelen
do
smokkelen
smuggle
sparkelen
do
spiegelen
reflect
spijbelen
play truant
wrikkelen
do

Similar but longer

bespikkelen
dapple

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'speckle':

None found.
Learning languages?