Snurken (to snore) conjugation

Dutch
22 examples

Conjugation of snurken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snurk
I snore
snurkt
you snore
snurkt
he/she/it snores
snurken
we snore
snurken
you all snore
snurken
they snore
Present perfect tense
heb gesnurkt
I have snored
hebt gesnurkt
you have snored
heeft gesnurkt
he/she/it has snored
hebben gesnurkt
we have snored
hebben gesnurkt
you all have snored
hebben gesnurkt
they have snored
Past tense
snurkte
I snored
snurkte
you snored
snurkte
he/she/it snored
snurkten
we snored
snurkten
you all snored
snurkten
they snored
Future tense
zal snurken
I will snore
zult snurken
you will snore
zal snurken
he/she/it will snore
zullen snurken
we will snore
zullen snurken
you all will snore
zullen snurken
they will snore
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou snurken
I would snore
zou snurken
you would snore
zou snurken
he/she/it would snore
zouden snurken
we would snore
zouden snurken
you all would snore
zouden snurken
they would snore
Subjunctive mood
snurke
I snore
snurke
you snore
snurke
he/she/it snore
snurke
we snore
snurke
you all snore
snurke
they snore
Past perfect tense
had gesnurkt
I had snored
had gesnurkt
you had snored
had gesnurkt
he/she/it had snored
hadden gesnurkt
we had snored
hadden gesnurkt
you all had snored
hadden gesnurkt
they had snored
Future perf.
zal gesnurkt hebben
I will have snored
zal gesnurkt hebben
you will have snored
zal gesnurkt hebben
he/she/it will have snored
zullen gesnurkt hebben
we will have snored
zullen gesnurkt hebben
you all will have snored
zullen gesnurkt hebben
they will have snored
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesnurkt hebben
I would have snored
zou gesnurkt hebben
you would have snored
zou gesnurkt hebben
he/she/it would have snored
zouden gesnurkt hebben
we would have snored
zouden gesnurkt hebben
you all would have snored
zouden gesnurkt hebben
they would have snored
Du
Ihr
Imperative mood
snurk
snore
snurkt
snore

Examples of snurken

Example in DutchTranslation in English
- Dit helpt tegen het snurken.They gave it to me at the sleep clinic... ...andit 'sgoingtohelp me not to snore.
- Ga achterin de zaal zitten en probeer niet te snurken.All right, buster, why don't you park yourself in the back row of the theater... and try not to snore.
- Ik zat toch niet te snurken ?- Just tell me I didn't snore.
- Jij bent echt een wild zwijn. Je hebt ontzettend liggen snurken.You fat pig, how can you snore while on the job?
- Oude mensen snurken.- Old people snore.
- Ik snurk niet, hoor.Don't worry, I don't snore.
- Ik snurk niet.- I do not snore.
- Ik snurk. Ik snurk als een bootwerker.I snore like a trucker.
- Ik snurk.- That's all right. I snore.
- Dan snurkt hij, bedoel je.You mean he snores.
- Hij snurkt, dus moet ie daar slapen.In your study. He snores. So I sent him to his study.
- Hij snurkt.- He snores.
- Ik heb een idee. Ariel snurkt niet en Marie ook niet. Als zij nu het stapelbed delen, dan neem ik Ariels kamer.Since Ariel doesn't snore and Marie doesn't snore, how about they share the bunk bed and I'll get Ariel's room?
- Heb ik gesnurkt?- I snored ?
- Die snurkte constant.- He snored incessantly. One final point.
- Ethan snurkte als een stervende walvis.Ethan snored, like a dying whale.
- Hij snurkte.He snored
- Je viel in slaap en snurkte als een tractor.You fell asleep, and you snored like a tractor.
- Ze snurkte.- She snored.
En voor je 't weet, ligt hij snurkend op je bank en stinkt 't hele huis naar voeten.And before you can say there's been a terrible mistake, he's snoring on your sofa, and the whole place smells of feet.
Geloof me, met 20 man hier, snurkend en gassend de hele nacht... dat is een ander verhaal.Trust me, you get 20 guys in here snoring and blowing gas all night, it's a different story.
Het is te stil zonder een snurkend iemand naast me.It's too quiet without you... snoring in my ear.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

snakken
pant
snerken
do
snikken
sob
snoeken
pike
snokken
do
snorken
snore
snuffen
do
snuiten
blow nose
snuiven
sniff
sterken
fortify

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

snebberen
do
sneeuwballen
snow balls
snepen
do
snorkelen
snooker
snuiten
blow nose
snuiven
sniff
socialiseren
socialize
soggen
do
spatteren
splash about
speechen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'snore':

None found.
Learning languages?