Slobberen (to slobber) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of slobberen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slobber
I slobber
slobbert
you slobber
slobbert
he/she/it slobbers
slobberen
we slobber
slobberen
you all slobber
slobberen
they slobber
Present perfect tense
heb geslobberd
I have slobbered
hebt geslobberd
you have slobbered
heeft geslobberd
he/she/it has slobbered
hebben geslobberd
we have slobbered
hebben geslobberd
you all have slobbered
hebben geslobberd
they have slobbered
Past tense
slobberde
I slobbered
slobberde
you slobbered
slobberde
he/she/it slobbered
slobberden
we slobbered
slobberden
you all slobbered
slobberden
they slobbered
Future tense
zal slobberen
I will slobber
zult slobberen
you will slobber
zal slobberen
he/she/it will slobber
zullen slobberen
we will slobber
zullen slobberen
you all will slobber
zullen slobberen
they will slobber
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou slobberen
I would slobber
zou slobberen
you would slobber
zou slobberen
he/she/it would slobber
zouden slobberen
we would slobber
zouden slobberen
you all would slobber
zouden slobberen
they would slobber
Subjunctive mood
slobbere
I slobber
slobbere
you slobber
slobbere
he/she/it slobber
slobbere
we slobber
slobbere
you all slobber
slobbere
they slobber
Past perfect tense
had geslobberd
I had slobbered
had geslobberd
you had slobbered
had geslobberd
he/she/it had slobbered
hadden geslobberd
we had slobbered
hadden geslobberd
you all had slobbered
hadden geslobberd
they had slobbered
Future perf.
zal geslobberd hebben
I will have slobbered
zal geslobberd hebben
you will have slobbered
zal geslobberd hebben
he/she/it will have slobbered
zullen geslobberd hebben
we will have slobbered
zullen geslobberd hebben
you all will have slobbered
zullen geslobberd hebben
they will have slobbered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geslobberd hebben
I would have slobbered
zou geslobberd hebben
you would have slobbered
zou geslobberd hebben
he/she/it would have slobbered
zouden geslobberd hebben
we would have slobbered
zouden geslobberd hebben
you all would have slobbered
zouden geslobberd hebben
they would have slobbered
Du
Ihr
Imperative mood
slobber
slobber
slobbert
slobber

Examples of slobberen

Example in DutchTranslation in English
"ze slobberen en verharen en zijn zo vreselijk vies. ""they slobber and shed and are so very unclean."
- Niet slobberen.- No, don't slobber.
Zelfs als het er al was, met al dat slobberen is het waarschijnlijk allang weg.Even if there were some, all that slobbering-- it's probably long gone.
Hogs, slobber niet op de pool tafelHogs, don't slobber on the pool table
Je slobberde, dronk en huilde terwijl Nybakken de auto's repareerde.You slobbered, gulped and cried while watching Nybakken repair cars.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

slabberen
lap
slibberen
slither
slodderen
do
snebberen
do

Similar but longer

opslobberen
slobber

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'slobber':

None found.
Learning languages?