Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

opslobberen

to slobber

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of opslobberen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
slobber op
I slobber
slobbert op
you slobber
slobbert op
he/she/it slobbers
slobberen op
we slobber
slobberen op
you all slobber
slobberen op
they slobber
Present perfect tense
heb opgeslobberd
I have slobbered
hebt opgeslobberd
you have slobbered
heeft opgeslobberd
he/she/it has slobbered
hebben opgeslobberd
we have slobbered
hebben opgeslobberd
you all have slobbered
hebben opgeslobberd
they have slobbered
Past tense
slobberde op
I slobbered
slobberde op
you slobbered
slobberde op
he/she/it slobbered
slobberden op
we slobbered
slobberden op
you all slobbered
slobberden op
they slobbered
Future tense
zal opslobberen
I will slobber
zult opslobberen
you will slobber
zal opslobberen
he/she/it will slobber
zullen opslobberen
we will slobber
zullen opslobberen
you all will slobber
zullen opslobberen
they will slobber
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opslobberen
I would slobber
zou opslobberen
you would slobber
zou opslobberen
he/she/it would slobber
zouden opslobberen
we would slobber
zouden opslobberen
you all would slobber
zouden opslobberen
they would slobber
Subjunctive mood
slobbere op
I slobber
slobbere op
you slobber
slobbere op
he/she/it slobber
slobbere op
we slobber
slobbere op
you all slobber
slobbere op
they slobber
Past perfect tense
had opgeslobberd
I had slobbered
had opgeslobberd
you had slobbered
had opgeslobberd
he/she/it had slobbered
hadden opgeslobberd
we had slobbered
hadden opgeslobberd
you all had slobbered
hadden opgeslobberd
they had slobbered
Future perf.
zal opgeslobberd hebben
I will have slobbered
zal opgeslobberd hebben
you will have slobbered
zal opgeslobberd hebben
he/she/it will have slobbered
zullen opgeslobberd hebben
we will have slobbered
zullen opgeslobberd hebben
you all will have slobbered
zullen opgeslobberd hebben
they will have slobbered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeslobberd hebben
I would have slobbered
zou opgeslobberd hebben
you would have slobbered
zou opgeslobberd hebben
he/she/it would have slobbered
zouden opgeslobberd hebben
we would have slobbered
zouden opgeslobberd hebben
you all would have slobbered
zouden opgeslobberd hebben
they would have slobbered
Present bijzin tense
opslobber
I slobber
opslobbert
you slobber
opslobbert
he/she/it slobbers
opslobberen
we slobber
opslobberen
you all slobber
opslobberen
they slobber
Past bijzin tense
opslobberde
I slobbered
opslobberde
you slobbered
opslobberde
he/she/it slobbered
opslobberden
we slobbered
opslobberden
you all slobbered
opslobberden
they slobbered
Future bijzin tense
zal opslobberen
I will slobber
zult opslobberen
you will slobber
zal opslobberen
he/she/it will slobber
zullen opslobberen
we will slobber
zullen opslobberen
you all will slobber
zullen opslobberen
they will slobber
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opslobberen
I would slobber
zou opslobberen
you would slobber
zou opslobberen
he/she/it would slobber
zouden opslobberen
we would slobber
zouden opslobberen
you all would slobber
zouden opslobberen
they would slobber
Subjunctive bijzin mood
opslobbere
I slobber
opslobbere
you slobber
opslobbere
he/she/it slobber
opslobbere
we slobber
opslobbere
you all slobber
opslobbere
they slobber
Du
Ihr
Imperative mood
slobber op
slobber
slobbert op
slobber

Further details about this page

LOCATION