Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Resisteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
resisteer
resisteert
resisteert
resisteren
resisteren
resisteren
Present perfect tense
heb geresisteerd
hebt geresisteerd
heeft geresisteerd
hebben geresisteerd
hebben geresisteerd
hebben geresisteerd
Past tense
resisteerde
resisteerde
resisteerde
resisteerden
resisteerden
resisteerden
Future tense
zal resisteren
zult resisteren
zal resisteren
zullen resisteren
zullen resisteren
zullen resisteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou resisteren
zou resisteren
zou resisteren
zouden resisteren
zouden resisteren
zouden resisteren
Subjunctive mood
resistere
resistere
resistere
resistere
resistere
resistere
Past perfect tense
had geresisteerd
had geresisteerd
had geresisteerd
hadden geresisteerd
hadden geresisteerd
hadden geresisteerd
Future perf.
zal geresisteerd hebben
zal geresisteerd hebben
zal geresisteerd hebben
zullen geresisteerd hebben
zullen geresisteerd hebben
zullen geresisteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geresisteerd hebben
zou geresisteerd hebben
zou geresisteerd hebben
zouden geresisteerd hebben
zouden geresisteerd hebben
zouden geresisteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
resisteer
resisteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

assisteren
assist
desisteren
do
insisteren
insist
registeren
record
resigneren
do
resulteren
result

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.