Ploffen (to plop) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of ploffen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
plof
I plop
ploft
you plop
ploft
he/she/it plops
ploffen
we plop
ploffen
you all plop
ploffen
they plop
Present perfect tense
ben geploft
I have plopped
bent geploft
you have plopped
is geploft
he/she/it has plopped
zijn geploft
we have plopped
zijn geploft
you all have plopped
zijn geploft
they have plopped
Past tense
plofte
I plopped
plofte
you plopped
plofte
he/she/it plopped
ploften
we plopped
ploften
you all plopped
ploften
they plopped
Future tense
zal ploffen
I will plop
zult ploffen
you will plop
zal ploffen
he/she/it will plop
zullen ploffen
we will plop
zullen ploffen
you all will plop
zullen ploffen
they will plop
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ploffen
I would plop
zou ploffen
you would plop
zou ploffen
he/she/it would plop
zouden ploffen
we would plop
zouden ploffen
you all would plop
zouden ploffen
they would plop
Subjunctive mood
ploffe
I plop
ploffe
you plop
ploffe
he/she/it plop
ploffe
we plop
ploffe
you all plop
ploffe
they plop
Past perfect tense
was geploft
I had plopped
was geploft
you had plopped
was geploft
he/she/it had plopped
waren geploft
we had plopped
waren geploft
you all had plopped
waren geploft
they had plopped
Future perf.
zal geploft zijn
I will have plopped
zal geploft zijn
you will have plopped
zal geploft zijn
he/she/it will have plopped
zullen geploft zijn
we will have plopped
zullen geploft zijn
you all will have plopped
zullen geploft zijn
they will have plopped
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geploft zijn
I would have plopped
zou geploft zijn
you would have plopped
zou geploft zijn
he/she/it would have plopped
zouden geploft zijn
we would have plopped
zouden geploft zijn
you all would have plopped
zouden geploft zijn
they would have plopped
Du
Ihr
Imperative mood
plof
plop
ploft
plop

Examples of ploffen

Example in DutchTranslation in English
We hebben elkaar 'n jaar niet gezien. We ploffen neer voor de tv en kijken naar Miracle on 34th Street voor de 34e keer.We haven't seen each other in about a year, so we plop down in front of the television set... and watch Miracle on 34th Street for the 34th time.
Ze ploffen neer en de koters zeggen dan:They plop down. The kids are around.
De baby viel zeker wel, stortte neer in de duisternis, oh ja... hij stortte naar beneden... maar zijn doek blijft hangen achter een tak en wikkelt af en de baby komt neer met een zachte plof... heel zachtjes op het zachte zand van de kust.No, the baby fell, plummeting down... dropping into the blackness, the rocks beckoning. Yes, plunged downwards... but the binding catches on a jutting branch... and winds round, pulling the baby up short... before letting him down gently onto the shore with a plop. Sand, soft, safe.
Dus plof hier maar gewoon neer.So you just plop down there.
Ik haal 'n vat en plof op de bank neer voor de tv.l'll get a keg and plop myself down on the sofa in front of the TV.
Een goochelaar draait z'n hoofd 360 graden tot vermaak van z'n publiek, waarna het botweg op de pier ploft.A magician turns his head completely around 360 degrees to the delight of young and old alike, after which it plops unceremoniously onto the pier.
Hij plofte neer, ik gaf hem een biertje.He plopped down, I gave him a beer.
Negen maanden later plofte Seymour uit me.Nine months later, seymour plopped outta me.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ploegen
plough
plompen
plump
plonzen
splash
plooien
fold
plotten
do
sloffen
shamble
stoffen
do

Similar but longer

afploffen
do

Random

piketteren
picket tars
plankzeilen
windsurf
platstrijken
flat spray
pleisteren
plaster
ploeteren
slog
plomberen
plumb
pluimen
plume
poederen
powder
pointeren
do
pontificeren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'plop':

None found.
Learning languages?