Opvliegen (to fly up) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of opvliegen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vlieg op
I fly up
vliegt op
you fly up
vliegt op
he/she/it flies up
vliegen op
we fly up
vliegen op
you all fly up
vliegen op
they fly up
Present perfect tense
heb opgevlogen
I have flown up
hebt opgevlogen
you have flown up
heeft opgevlogen
he/she/it has flown up
hebben opgevlogen
we have flown up
hebben opgevlogen
you all have flown up
hebben opgevlogen
they have flown up
Past tense
vloog op
I flew up
vloog op
you flew up
vloog op
he/she/it flew up
vlogen op
we flew up
vlogen op
you all flew up
vlogen op
they flew up
Future tense
zal opvliegen
I will fly up
zult opvliegen
you will fly up
zal opvliegen
he/she/it will fly up
zullen opvliegen
we will fly up
zullen opvliegen
you all will fly up
zullen opvliegen
they will fly up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opvliegen
I would fly up
zou opvliegen
you would fly up
zou opvliegen
he/she/it would fly up
zouden opvliegen
we would fly up
zouden opvliegen
you all would fly up
zouden opvliegen
they would fly up
Subjunctive mood
vliege op
I fly up
vliege op
you fly up
vliege op
he/she/it fly up
vliege op
we fly up
vliege op
you all fly up
vliege op
they fly up
Past perfect tense
had opgevlogen
I had flown up
had opgevlogen
you had flown up
had opgevlogen
he/she/it had flown up
hadden opgevlogen
we had flown up
hadden opgevlogen
you all had flown up
hadden opgevlogen
they had flown up
Future perf.
zal opgevlogen hebben
I will have flown up
zal opgevlogen hebben
you will have flown up
zal opgevlogen hebben
he/she/it will have flown up
zullen opgevlogen hebben
we will have flown up
zullen opgevlogen hebben
you all will have flown up
zullen opgevlogen hebben
they will have flown up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgevlogen hebben
I would have flown up
zou opgevlogen hebben
you would have flown up
zou opgevlogen hebben
he/she/it would have flown up
zouden opgevlogen hebben
we would have flown up
zouden opgevlogen hebben
you all would have flown up
zouden opgevlogen hebben
they would have flown up
Present bijzin tense
opvlieg
I fly up
opvliegt
you fly up
opvliegt
he/she/it flies up
opvliegen
we fly up
opvliegen
you all fly up
opvliegen
they fly up
Past bijzin tense
opvloog
I flew up
opvloog
you flew up
opvloog
he/she/it flew up
opvlogen
we flew up
opvlogen
you all flew up
opvlogen
they flew up
Future bijzin tense
zal opvliegen
I will fly up
zult opvliegen
you will fly up
zal opvliegen
he/she/it will fly up
zullen opvliegen
we will fly up
zullen opvliegen
you all will fly up
zullen opvliegen
they will fly up
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opvliegen
I would fly up
zou opvliegen
you would fly up
zou opvliegen
he/she/it would fly up
zouden opvliegen
we would fly up
zouden opvliegen
you all would fly up
zouden opvliegen
they would fly up
Subjunctive bijzin mood
opvliege
I fly up
opvliege
you fly up
opvliege
he/she/it fly up
opvliege
we fly up
opvliege
you all fly up
opvliege
they fly up
Du
Ihr
Imperative mood
vlieg op
fly up
vliegt op
fly up

Examples of opvliegen

Example in DutchTranslation in English
Heb je nooit gehoord van tanks die onder water gaan en dan de trap opvliegen?You neVer heard of tanks that go under the water and fly up-a stairs?
Voordat je vertrekt! Zou je dan even willen opvliegen om te kijken of je Jens in het bos ziet?Before you go, would you fly up and look for Jens in the woods?
Dus was ik de vlieg op de muur./So I was like the fly upon the wall.
Een vlieg op de muur... de zeewind die de golven geselt...A fly upon a wall, the waves the sea wind whipped and churned--"
Wees de vlieg op de muur.Be as the fly upon the wall.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afvliegen
fly off
bevliegen
do
invliegen
do
omvliegen
do

Similar but longer

openvliegen
open fly

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'fly up':

None found.
Learning languages?