Opveren (to rebound) conjugation

Dutch

Conjugation of opveren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
veer op
I rebound
veert op
you rebound
veert op
he/she/it rebounds
veren op
we rebound
veren op
you all rebound
veren op
they rebound
Present perfect tense
ben opgeveerd
I have rebounded
bent opgeveerd
you have rebounded
is opgeveerd
he/she/it has rebounded
zijn opgeveerd
we have rebounded
zijn opgeveerd
you all have rebounded
zijn opgeveerd
they have rebounded
Past tense
veerde op
I rebounded
veerde op
you rebounded
veerde op
he/she/it rebounded
veerden op
we rebounded
veerden op
you all rebounded
veerden op
they rebounded
Future tense
zal opveren
I will rebound
zult opveren
you will rebound
zal opveren
he/she/it will rebound
zullen opveren
we will rebound
zullen opveren
you all will rebound
zullen opveren
they will rebound
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opveren
I would rebound
zou opveren
you would rebound
zou opveren
he/she/it would rebound
zouden opveren
we would rebound
zouden opveren
you all would rebound
zouden opveren
they would rebound
Subjunctive mood
vere op
I rebound
vere op
you rebound
vere op
he/she/it rebound
vere op
we rebound
vere op
you all rebound
vere op
they rebound
Past perfect tense
was opgeveerd
I had rebounded
was opgeveerd
you had rebounded
was opgeveerd
he/she/it had rebounded
waren opgeveerd
we had rebounded
waren opgeveerd
you all had rebounded
waren opgeveerd
they had rebounded
Future perf.
zal opgeveerd zijn
I will have rebounded
zal opgeveerd zijn
you will have rebounded
zal opgeveerd zijn
he/she/it will have rebounded
zullen opgeveerd zijn
we will have rebounded
zullen opgeveerd zijn
you all will have rebounded
zullen opgeveerd zijn
they will have rebounded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeveerd zijn
I would have rebounded
zou opgeveerd zijn
you would have rebounded
zou opgeveerd zijn
he/she/it would have rebounded
zouden opgeveerd zijn
we would have rebounded
zouden opgeveerd zijn
you all would have rebounded
zouden opgeveerd zijn
they would have rebounded
Present bijzin tense
opveer
I rebound
opveert
you rebound
opveert
he/she/it rebounds
opveren
we rebound
opveren
you all rebound
opveren
they rebound
Past bijzin tense
opveerde
I rebounded
opveerde
you rebounded
opveerde
he/she/it rebounded
opveerden
we rebounded
opveerden
you all rebounded
opveerden
they rebounded
Future bijzin tense
zal opveren
I will rebound
zult opveren
you will rebound
zal opveren
he/she/it will rebound
zullen opveren
we will rebound
zullen opveren
you all will rebound
zullen opveren
they will rebound
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opveren
I would rebound
zou opveren
you would rebound
zou opveren
he/she/it would rebound
zouden opveren
we would rebound
zouden opveren
you all would rebound
zouden opveren
they would rebound
Subjunctive bijzin mood
opvere
I rebound
opvere
you rebound
opvere
he/she/it rebound
opvere
we rebound
opvere
you all rebound
opvere
they rebound
Du
Ihr
Imperative mood
veer op
rebound
veert op
rebound

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

coveren
retread
daveren
thunder
ijveren
strive
keveren
do
laveren
tack
leveren
supply
moveren
do
offeren
sacrifice
omkeren
turn around
onteren
dishonour
onweren
thunder
opbaren
lay out
opboren
ream
ophoren
do
opperen
propose

Similar but longer

opleveren
revive
opverven
do
opvieren
do
opvoeren
stage

Random

opschommelen
unearth
opschrijven
write
opspelen
strike up
opstijgen
take off
opsturen
send
opvegen
sweep
opverven
do
opvriezen
do
opwaarderen
upgrade
opzenden
put up

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rebound':

None found.
Learning languages?