Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opspeuren (to sleuth) conjugation

Dutch

Conjugation of opspeuren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
speur op
I sleuth
speurt op
you sleuth
speurt op
he/she/it sleuths
speuren op
we sleuth
speuren op
you all sleuth
speuren op
they sleuth
Present perfect tense
heb opgespeurd
I have sleuthed
hebt opgespeurd
you have sleuthed
heeft opgespeurd
he/she/it has sleuthed
hebben opgespeurd
we have sleuthed
hebben opgespeurd
you all have sleuthed
hebben opgespeurd
they have sleuthed
Past tense
speurde op
I sleuthed
speurde op
you sleuthed
speurde op
he/she/it sleuthed
speurden op
we sleuthed
speurden op
you all sleuthed
speurden op
they sleuthed
Future tense
zal opspeuren
I will sleuth
zult opspeuren
you will sleuth
zal opspeuren
he/she/it will sleuth
zullen opspeuren
we will sleuth
zullen opspeuren
you all will sleuth
zullen opspeuren
they will sleuth
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opspeuren
I would sleuth
zou opspeuren
you would sleuth
zou opspeuren
he/she/it would sleuth
zouden opspeuren
we would sleuth
zouden opspeuren
you all would sleuth
zouden opspeuren
they would sleuth
Subjunctive mood
speure op
I sleuth
speure op
you sleuth
speure op
he/she/it sleuth
speure op
we sleuth
speure op
you all sleuth
speure op
they sleuth
Past perfect tense
had opgespeurd
I had sleuthed
had opgespeurd
you had sleuthed
had opgespeurd
he/she/it had sleuthed
hadden opgespeurd
we had sleuthed
hadden opgespeurd
you all had sleuthed
hadden opgespeurd
they had sleuthed
Future perf.
zal opgespeurd hebben
I will have sleuthed
zal opgespeurd hebben
you will have sleuthed
zal opgespeurd hebben
he/she/it will have sleuthed
zullen opgespeurd hebben
we will have sleuthed
zullen opgespeurd hebben
you all will have sleuthed
zullen opgespeurd hebben
they will have sleuthed
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgespeurd hebben
I would have sleuthed
zou opgespeurd hebben
you would have sleuthed
zou opgespeurd hebben
he/she/it would have sleuthed
zouden opgespeurd hebben
we would have sleuthed
zouden opgespeurd hebben
you all would have sleuthed
zouden opgespeurd hebben
they would have sleuthed
Present bijzin tense
opspeur
I sleuth
opspeurt
you sleuth
opspeurt
he/she/it sleuths
opspeuren
we sleuth
opspeuren
you all sleuth
opspeuren
they sleuth
Past bijzin tense
opspeurde
I sleuthed
opspeurde
you sleuthed
opspeurde
he/she/it sleuthed
opspeurden
we sleuthed
opspeurden
you all sleuthed
opspeurden
they sleuthed
Future bijzin tense
zal opspeuren
I will sleuth
zult opspeuren
you will sleuth
zal opspeuren
he/she/it will sleuth
zullen opspeuren
we will sleuth
zullen opspeuren
you all will sleuth
zullen opspeuren
they will sleuth
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opspeuren
I would sleuth
zou opspeuren
you would sleuth
zou opspeuren
he/she/it would sleuth
zouden opspeuren
we would sleuth
zouden opspeuren
you all would sleuth
zouden opspeuren
they would sleuth
Subjunctive bijzin mood
opspeure
I sleuth
opspeure
you sleuth
opspeure
he/she/it sleuth
opspeure
we sleuth
opspeure
you all sleuth
opspeure
they sleuth
Du
Ihr
Imperative mood
speur op
sleuth
speurt op
sleuth

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afspeuren
scour
bespeuren
perceive
naspeuren
investigate
opfleuren
perk up
opschuren
sand
opsleuren
do
opspelden
pin up
opsperren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opperen
propose
oproepen
call up
opschommelen
unearth
opsjouwen
do
opsperren
do
opsplitsen
do
opstuiven
flare up
optooien
smarten up
optransformeren
step up
optreden
perform

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sleuth':

None found.